Proverbs 29:1

Wie halsstarrig blijft, wordt opeens gebroken

Dit vers is een waarschuwing tegen het volharden in de zonde en het negeren van “bestraffingen” om tot inkeer te komen. De bestraffingen kunnen bijvoorbeeld door de ouders gegeven worden, of door de overheid. God kan er ook een bepaalde gebeurtenis voor gebruiken, zoals een ongeluk. Door al die bestraffingen wil Hij het geweten aanspreken. We zien hier duidelijk het geduld van God. Hij oordeelt niet ineens, maar roept op tot bekering. Elke bestraffing die Hij laat komen, is een oproep.

Maar wie “halsstarrig is”, wie keer op keer niet luistert, en zich verzet tegen de bestraffingen, of concludeert dat het allemaal wel meevalt, “zal opeens gebroken worden, en er zal geen genezing [meer] zijn”. Het woord ‘halsstarrig’ doet denken aan een os die zijn nek niet wil buigen onder een juk. Toegepast op een mens stelt het iemand voor die ondanks talloze pogingen hem zover te krijgen weigert te doen wat in zijn eigen belang is. Dan treedt een toestand in dat er geen herstel meer mogelijk is (vgl. 2Kr 36:16).

Het vers bevat ook de ernstige boodschap voor de zondaar dat de tijd om zich te bekeren begrensd is. “Zie, nu is het [de] welaangename tijd, zie, nu is het [de] dag van [de] behoudenis” (2Ko 6:2). Gods geduld is groot, bekering is nu nog mogelijk, maar het houdt een keer op en dan is het voor eeuwig te laat. Er zal geen tweede kans zijn.

Copyright information for DutKingComments