Proverbs 29:10

Toornige dwazen tegenover rustige wijzen

Bij “spotters” (Sp 29:8) kunnen we denken aan corrupte leiders van de stad (vgl. Js 28:14). Zij spotten met de wet en met de gerechtigheid. Overleggen doen ze niet en ze besturen de stad naar eigen willekeur. Beloften komen ze niet na en ze spotten met de dienst aan God. Dit ontwricht de samenleving en zet een stad in geestelijk opzicht in brand. Het vuur van opstand en verdeeldheid breekt uit en er is niemand die het blust. Zij wakkeren het vuur aan, ze stoken de ruzie op. Spotters zijn een plaag voor de samenleving.

In de tweede versregel, die begint met “maar”, wat aangeeft dat er een tegenstelling volgt, staat wat “wijzen” doen. Zij wakkeren geen strijd aan, maar zorgen voor vrede en harmonie in de samenleving. Door de rust die zij brengen, wenden zij de toorn van God en mensen af. Een voorbeeld vinden we in geschiedenis van de opstand van Seba die zich in een stad verschanst. Daar is een wijze vrouw die de verwoesting van de stad voorkomt (2Sm 20:14-22).

Het is een verspilling van tijd om te proberen een geschil te regelen met een dwaas (Sp 29:9). De kans dat een dwaas in alle redelijkheid een rechtszaak kan voeren, is uitgesloten. Je kunt twee reacties van hem verwachten, die echt geen bijdrage leveren aan de oplossing van het geschil. De ene reactie is dat hij zich ontzet; hij zet grote ogen van verbazing op en begint te schelden. De andere reactie is dat hij gaat bulderen van het lachen, omdat hij de zaak die tegen hem is aangespannen zo belachelijk vindt.

Een dwaas volgt zijn emoties en niet zijn verstand. Hij denkt niet na, maar geeft direct lucht aan de emotie die bij hem opkomt, welke dat ook is. De ene keer windt hij zich op, de andere keer lacht hij alles weg. Maar tot rust brengt hij de zaak niet. Daarvoor ontbreekt hem het verstand.

Bloeddorstig zijn betekent het diepe verlangen hebben om iemand te doden (Sp 29:10). De haat van “bloeddorstigen” richt zich tegen “de vrome”. We zien dat bij Kaïn, die zo’n bloeddorstige hater was. Hij vermoordde zijn vrome broer (Gn 4:5-8; 1Jh 3:12-13). Bloeddorstige mensen kunnen de vrome niet verdragen. De duisternis kan het licht niet verdragen, maar haat het. Daarom hebben de godsdienstige leiders de Heer Jezus vermoord.

De “oprechten” staan tegenover de bloeddorstigen, wat we zien aan het woord “maar” aan het begin van de tweede versregel. Zij zijn er niet op uit om iemand het leven te benemen, maar zij zoeken het behoud van anderen, zelfs zoals hier van de bloeddorstigen. De Heer Jezus heeft ons geleerd goed te doen aan hen die ons haten (Lk 6:27), opdat ze tot bekering komen.

“Een dwaas” is een slaaf van zijn gedachteleven en zijn gevoelens (Sp 29:11). Hij heeft er geen enkele controle over, maar wordt erdoor beheerst en geleefd. Zijn geest is een open vat waarin alles zonder enige filtering binnenkomt en waaruit alles zonder enige filtering ook weer naar buiten gaat. Hij kent geen rem. Als hij zich ergens over opwindt, laat hij dat duidelijk horen. Ongevraagd geeft hij zijn mening over van alles en nog wat, terwijl hij zich inbeeldt dat hij er nog verstand van heeft ook. Zijn gebrek aan zelfbeheersing brengt hem tot het uitkramen van de grootst mogelijke onzin, zonder dat hij er zelf erg in heeft.

“Een wijze” laat zich niet door zijn impulsen sturen. Hij houdt zijn geest in toom, hij houdt die rustig. Daarom flapt hij er niet alles uit wat hij denkt, maar wacht het juiste moment af. De zelfbeheersing die hij bezit, heeft hij niet van zichzelf, maar van de Geest. De dwaas heeft geen door de Geest geleid leven, de wijze wel.

Copyright information for DutKingComments