Proverbs 29:19

Relatie werkgever-werknemer

Het is niet voldoende om een slaaf alleen door woorden gehoorzaamheid bij te brengen (Sp 29:19). Er is geen volmaakt gehoorzame slaaf. Dat was alleen de Heer Jezus. Een slaaf, of werknemer, moet leren gehoorzamen, omdat hij van nature ongehoorzaam is. Een ongehoorzaamheid moet niet alleen met woorden worden bestraft, maar ook met andere, voelbare, tuchtmiddelen. We kunnen denken aan voor straf geen eten krijgen of het tijdelijk onthouden van bepaalde voorrechten die hij genoot.

Als er geen voelbare tucht wordt uitgeoefend, zal de slaaf gewoon zijn eigen gang gaan. De meester, of werkgever, kan praten en bevelen wat hij wil, hij reageert niet. Hij hoort wel wat er wordt gevraagd en begrijpt het ook, maar hij doet het eenvoudig niet omdat hij er geen zin in heeft of omdat het hem niet uitkomt.

Gehoorzaamheid bijbrengen is van belang in het gezin (Sp 29:17) en in de maatschappij. Er moet worden gehoorzaamd aan het gezag van ouders, de werkgever, de overheid en bovenal aan God. Wie niet leert gehoorzamen in de aardse verhoudingen, zal ook niet buigen voor God, met als dramatisch gevolg het eeuwig oordeel.

De christen is een slaaf van Christus en moet als zodanig gehoorzaamheid worden bijgebracht. In het Woord van God hoort hij wat Christus van hem vraagt. De christen is niet altijd gehoorzaam aan wat Christus zegt. Dan tuchtigt Hij hem uit liefde (vgl. Op 3:19). Daardoor brengt Hij hem ertoe te doen wat Hij heeft opgedragen.

Omdat Sp 29:20 tussen twee verzen in staat die over slaven gaan, kunnen we dit vers misschien in de eerste plaats daarmee verbinden, zonder een ruimere toepassing uit te sluiten. Iemand die alleen tot zijn slaaf spreekt, maar daarop geen respons krijgt (Sp 29:19), verliest zijn geduld en is “overhaast … met zijn woorden”. Dit geldt voor alle intermenselijke betrekkingen.

Wie uit irritatie reageert, reageert impulsief, ondoordacht. Het gaat niet om een incident, maar om een gewoonte. Iemand die alleen praat, ziet daarin zijn kracht, terwijl hij er blind voor is dat het zijn zonde is. Wordt er niet naar hem geluisterd, dan zal hij nog meer woorden spreken. Hij is zeker van zijn zaak, denkt niet na, overlegt niet en is niet te corrigeren. De waarschuwing is dat wij traag moeten zijn om te spreken (Jk 1:19; Pr 5:1).

Je kunt beter met een dwaas dan met een snelle prater te maken hebben. Er is “meer hoop” dat er iets zinnigs uit een dwaas dan uit een snelle prater komt. Dat geeft wel aan wat voor hopeloos geval de snelle prater is. Die heeft geen tijd om te luisteren. Een dwaas ontbreekt het wel aan wijsheid, maar soms neemt hij toch de tijd om te luisteren naar wat er wordt gezegd.

Evenals in Sp 29:19 ligt in Sp 29:21 de fout bij de meester. Hier is de fout van de meester dat hij zijn slaaf verwent. Daardoor geeft hij hem het gevoel geen slaaf te zijn, maar een familielid. Je zou verwachten dat de slaaf hem daarvoor dankbaar is, maar het tegendeel is het geval. De slaaf zal hem “uiteindelijk ondankbaar zijn”. Door zijn slaaf te verwennen wekt hij bepaalde verwachtingen bij hem, misschien wel dat hij in de erfenis zal delen. Als dat dan niet gebeurt, is hij ondankbaar.

Zulke ongegronde verwachtingen zijn het gevolg van scheefgegroeide verhoudingen. Daarvoor is de meester verantwoordelijk. Hij moet ervoor zorgen dat de verhouding meester-slaaf (werkgever-werknemer) op de juiste wijze wordt gerespecteerd. De baas moet de werknemer zeggen wat hij moet doen. Dat heeft niets te maken met heerszucht, maar met het erkennen van door God ingestelde gezagsverhoudingen.

Copyright information for DutKingComments