Proverbs 3:21-22

Wijsheid geeft rust

In dit gedeelte (Sp 3:21-26) klinkt de vermaning om op de weg van de wijsheid te blijven, met daarbij de beloften die ons deel zijn als we naar de vermaning luisteren. Maar dan mogen we de wijsheid ook geen moment uit het oog verliezen (Sp 3:21).

Er is een verbinding tussen Sp 3:21 en de Sp 3:19-20. Na het tonen van Gods wijsheid in de schepping wordt aan de zoon voorgehouden dat hij die wijsheid niet mag laten wijken uit zijn ogen. De wijsheid die God in de schepping tentoonspreidt, is de wijsheid die nodig is om ons leven te leven tot eer van God. Wij bewonderen niet alleen de wijsheid, maar hebben die ook ontvangen (1Ko 2:6-7). De Heer Jezus is de wijsheid van God in elk opzicht. Hij is ons leven en in Hem hebben we die wijsheid ontvangen.

Hij mag niet wijken van onze ogen. We moeten Hem voortdurend in het oog houden. Dan zullen we “wijsheid en bedachtzaamheid” in acht nemen. We zullen er steeds op bedacht zijn bij wat er op ons afkomt. Als medescholieren of collega’s of een broeder of zuster ons vragen ergens aan mee te doen, of ergens heen te gaan, zullen we ons door wijsheid en bedachtzaamheid laten leiden. We zullen kijken naar de Heer Jezus, hoe Hij op die vraag zou reageren.

Als ons oog voortdurend op Hem is gericht en we zien hoe Hij wijsheid en bedachtzaamheid in acht heeft genomen, zal dat “leven” voor onze “ziel” betekenen (Sp 3:22). Het ware leven is het leven van Christus dat ons deel is. Dat wordt dan ook gezien in onze praktijk. Voor Paulus was dat zo. Hij kon zeggen dat het leven voor hem Christus was, hij leefde alleen voor Hem (Fp 1:21).

Een dergelijk leven is “een sieraad voor je hals”, zo zegt de vader tegen zijn zoon en tegen ons (vgl. Sp 1:9; Sp 3:3). Wijsheid en bedachtzaamheid zijn echte ‘sieraden’. Wij zeggen ook wel eens tegen iemand dat hem of haar een bepaalde eigenschap of daad ‘siert’. Het ‘siert’ iemand als hij bijvoorbeeld een ander helpt of trouw is in zijn studie of in zijn werk. Tot deze dingen wordt hij gebracht door wijsheid en bedachtzaamheid.

Het leven wordt in de volgende verzen (Sp 3:23-26) voorgesteld als een reis, als een pad dat moet worden bewandeld. We gaan allemaal een pad dat we nog nooit gegaan zijn, waarvan we niet weten hoe het loopt. We worden daarbij niet geleid door onze kennis van de toekomst, want die hebben we niet, maar door Hem van Wie de toekomst is. Hij is machtig ons voor struikelen te bewaren en ons “onberispelijk voor Zijn heerlijkheid te stellen met vreugdegejuich” (Jd 1:24). Dat is de levensverzekering die we nodig hebben, waarvan de voorwaarden in de Sp 3:21-22 staan.

Als wij de wijsheid en de bedachtzaamheid niet uit het oog verliezen, maar steeds in acht nemen, zullen we onze “weg onbezorgd gaan” en onze “voet niet stoten” waardoor we ten val zouden komen (Sp 3:23). We wandelen dan met God. Omdat Hij ons de weg wijst, zal Hij ons ook beschermen op onze weg. Als we zo in vertrouwen op Hem onze weg gaan, zal Zijn vrede in ons zijn (Fp 4:7) en zal Zijn beschermende kracht om ons heen zijn (1Pt 1:5).

Dat heeft de Heer Jezus laten zien. Hij wandelde met God en ging onbezorgd Zijn weg en werd ervoor bewaard Zijn voet te stoten. Hij werd door de satan verzocht om God uit te dagen de waarheid van dit woord, dat Hij Zijn voet niet zou stoten, waar te maken (Mt 4:5-7). Omdat Hij Zich liet leiden door wijsheid en bedachtzaamheid, wist Hij hoe Hij de satan moest weerstaan. Daarom stootte Hij Zijn voet niet en kwam niet ten val.

Wijsheid en bedachtzaamheid bewaren niet alleen overdag, maar ook ’s nachts (Sp 3:24). Zij waken niet alleen over ons als we onderweg zijn, maar ook als we slapen (Ps 121:4). Wie met zijn God wandelt, kan rustig slapen, hoe het ook mag stormen in zijn leven. Daarom sliep de Heer Jezus in een storm (Mt 8:24). We zien dat ook Petrus, in navolging van de Heer, niet angstig was toen hij in de gevangenis zat en voor zijn leven moest vrezen. Hij was gaan liggen, geketend aan twee soldaten, en had een aangename slaap (Hd 12:6; vgl. Lv 26:6; Ps 4:8; Ps 23:2).

Dat wijsheid en bedachtzaamheid rust en veiligheid geven, betekent niet dat er niets in ons leven kan gebeuren wat ons leven volledig op zijn kop zet. Dat heeft Job ervaren en we kennen ook wel voorbeelden uit ons eigen leven of uit onze omgeving. De Heer garandeert ons niet dat geen kwaad ons zal treffen. Hij geeft wel de garantie dat Hij erbij is. Hier zegt de vader tegen zijn zoon dat hij niet bevreesd moet zijn voor wat er eventueel kan gebeuren (Sp 3:25; vgl. Ps 112:7).

Er is een gezegde: ‘Een mens lijdt dikwijls het meest door het lijden dat hij vreest en nooit komt opdagen.’ Voor wie dat geldt, heeft meer te dragen dan God te dragen geeft. Vrees of angst voor wat misschien kan gebeuren, verlamt ons in ons geloofsleven. De mensen in de wereld zijn bang voor alles wat er gebeurt en nog kan gaan gebeuren, zowel in hun eigen leven als in de wereld. Wij weten uit Gods Woord dat er inderdaad heel wat in de wereld gaat gebeuren. Als we dat serieus nemen, zullen we ook de geruststelling van de Heer Jezus serieus nemen als Hij zegt dat we ons door de aangekondigde gebeurtenissen niet van slag moeten laten brengen (Mt 24:6).

De gelovige leeft te midden van “goddelozen”, die altijd uit zijn op de verwoesting van hen die trouw naar Gods Woord willen leven. De vrees voor hen is reëler dan voor iets onbestemds, want “ook allen die Godvruchtig willen leven in Christus Jezus zullen vervolgd worden” (2Tm 3:12). Maar luister naar wat de Heer Jezus zegt: “En weest niet bang voor hen die het lichaam doden maar de ziel niet kunnen doden, maar weest veeleer bang voor Hem Die zowel ziel als lichaam kan verderven in [de] hel” (Mt 10:28).

De vader vertelt zijn zoon hoe hij vrij kan zijn van gedachten over wat hem aan “plotselinge angst” of “verwoesting” zou kunnen overkomen. Hij wijst hem op de HEERE als zijn “hoop” (Sp 3:26). Als hij naar Hem kijkt, stijgt hij uit boven de dreigingen van angstwekkende mogelijke gebeurtenissen waarvan het leven vol is. Er is geen krachtiger middel om ons van angsten te bevrijden en er ons vrij van te houden dan Christus als onze hoop voor ons te hebben. Hoop is geen onzekerheid, maar een absolute zekerheid. Als de Heer Jezus onze hoop is, wil dat zeggen dat Hij onze onwrikbare steun en toeverlaat is.

Als we onze hoop, onze verwachting, op Hem stellen, zal Hij onze “voet bewaren voor gevangenschap”. We zullen dan niet in een van de vele strikken van de zonde lopen die overal om ons heen door de satan zijn gespannen om onze voet te vangen waardoor we struikelen. De zonde kan ons eenvoudig omstrikken als we niet voortdurend ons oog op de Heer Jezus gericht houden (Hb 12:1-2; vgl. 2Tm 2:26). De Heer is ook hierin ons voorbeeld. Toen Hij op aarde was, keek Hij voortdurend naar Zijn God. Daardoor zette Hij Zijn voet nooit op een plaats waar een strik verborgen was (Ps 16:8).

Copyright information for DutKingComments