Proverbs 30:20

Vier ondoorgrondelijke dingen

Agur kijkt nu naar de natuur, waarin veel dingen geweldig en tegelijk “te wonderlijk” ofwel onbegrijpelijk zijn (Sp 30:18). Het gaat vier keer om “de weg van” als een illustratie van de wegen die God in de schepping en met mensen gaat (Rm 11:33b). Agur haalt als een bloemlezing enkele voorbeelden aan. Wij weten dat God in Zijn Woord alleen opneemt wat voor ons belangrijk is. Wij mogen daarom verwachten dat wij uit deze voorbeelden lessen kunnen leren. Niet dat die lessen ons altijd direct duidelijk zijn, maar dat is eigen aan het boek Spreuken. We moeten over dingen nadenken, ook over dingen waarvan we moeten zeggen “die zijn voor mij te wonderlijk” en waarvan we moeten erkennen “die ik niet kan vatten”.

Het is niet gemakkelijk om te ontdekken wat de vier dingen met elkaar gemeenschappelijk hebben (Sp 30:19). Ze zijn met elkaar verbonden door het gebruik van het woord “weg” en ook door een gevoel van geheimzinnigheid en ondoorgrondelijkheid. Ze gaan alle vier een weg die niet is na te gaan. Als ze zich hebben laten zien, verdwijnen ze weer zonder een spoor achter te laten. Van de terreinen waar ze hun weg gaan, zijn er drie aardrijkskundig (lucht, land en zee) en één sociaal (huwelijksrelatie). De eerste drie dienen als illustraties van de vierde. De vierde is ook het grootste wonder.

Als we “de weg van de adelaar in de lucht” gadeslaan, komen we daarvan onder de indruk. Welke weg hij gaat, kunnen we niet van tevoren weten. En als hij die weg is gegaan, zien we er geen spoortje van terug. Hetzelfde geldt voor “de weg van de slang op een rots”. We kunnen kijken naar de snelle en doelgerichte beweging van een reptiel zonder voeten, maar we kunnen niet voorspellen welke weg hij over de rots neemt. Als hij in een spleet wegkruipt, heeft hij geen spoor nagelaten van de weg die hij is gegaan.

“De weg van een schip in het hart van de zee” is al net zo onvoorspelbaar. Er is geen afgebakend pad waardoor voorspelbaar is welke weg het schip gaat. Als het voorbijgevaren is en het water erachter weer tot rust is gekomen, is er geen spoor meer te ontdekken van de weg die het is gegaan. De bewegingen van deze drie zijn prachtig om te zien. Ze richten onze aandacht op de majestueuze en mysterieuze bewegingen in de lucht, op het land en op de zee.

Nadat de gebieden van lucht, land en zee aan bod zijn geweest, wordt onze aandacht gevestigd op “de weg van een man bij een meisje”. Hierin wordt het wonder van de aantrekkingskracht tussen een man en een vrouw en van de eenwording in de geslachtsgemeenschap aangeduid. Op welke manier een man liefde opvat voor een meisje, is een wonder dat vooraf niet beschreven kan worden. Als het zover is dat hij contact met het meisje zoekt, dan is het niet te voorspellen hoe dat zal gaan. Het gaat bij “de weg van een man bij een meisje” misschien wel vooral om het meest intieme deel van de huwelijksrelatie. Dat is volledig afgesloten van elke waarneming. Het is het geheim tussen twee mensen, waar niemand anders iets van weet.

We kunnen nog een geestelijke toepassing maken van de vier ‘wegen’ die hier worden beschreven. De weg van de arend in de lucht kunnen we verbinden aan de komst van de Zoon van God uit de hemel om op aarde God te verklaren. Het ziet ook op Zijn weg terug naar de hemel. Dat is voor de natuurlijke mens niet te vatten (Jh 6:60-63).

Ook de weg van de slang op de rots is niet te begrijpen. Wat is de weg die de slang, de duivel (Op 12:9), heeft gekozen om de schepping binnen te dringen die door de rechtvaardige God, Die een Rots en vrij van bedrog is (Dt 32:4), geschapen is? En wat is de weg die de slang voortdurend gaat en waarop hij zich beweegt in Gods schepping? Hoe is het mogelijk dat de boze voortdurend in Gods tegenwoordigheid kan komen om de broeders aan te klagen (Op 12:10; vgl. Jb 1:6-12; Jb 2:1-6)? We zien de weg van de slang op de rots ook in de pogingen van de satan om de Heer Jezus, de Rots (1Ko 10:4), te verzoeken (Mt 4:1-11). Hij heeft in Christus geen spoortje achtergelaten, want hij vond niets in Hem (Jh 14:30).

In het schip in het hart van de zee kunnen we de gemeente zien te midden van de volken van de wereld. De gemeente is nu tweeduizend jaar door de volkenzee (Js 17:12-13) gevaren. Al deze jaren heeft de boze geprobeerd de gemeente te verwoesten, om haar schipbreuk te laten lijden. Maar zij is dwars door alle pogingen heen op een voor ons onnavolgbare wijze bewaard gebleven (Mt 16:18), want God leidt haar. Gods weg met Zijn gemeente is in de zee (vgl. Ps 77:20-21).

De weg van een man bij een meisje brengt ons bij de weg van de Heer Jezus bij Zijn gemeente. De weg die Hij is gegaan om haar te bezitten, is onnavolgbaar. Hoe heeft Hij ons hart ingenomen, hoe hebben we het nieuwe leven gekregen? We kunnen dat niet nagaan (Jh 3:8), we kunnen het alleen maar constateren. Zijn liefde voor ons heeft Hem in het grootste lijden gebracht, in de angsten van Gethsémané en de verschrikkingen van het kruis, bovenal in de drie uren van duisternis, toen Hij tot zonde werd gemaakt en Zijn God Hem moest verlaten. We kunnen Hem daarvoor alleen maar aanbidden.

De wijze waarop Hij voortdurend met en voor Zijn gemeente bezig is, kunnen we ook niet nagaan. We weten dat Hij dat doet door Zijn Woord (Ef 5:25-27), maar niet op een voor ons waarneembare wijze. Misschien zal Hij het ons vertellen en laten zien als we bij Hem zijn. Dan zullen wij kennen zoals ook wij gekend zijn (1Ko 13:12).

In Sp 30:20 wordt nog een weg beschreven. Deze weg staat in schril contrast met de weg van de liefde van het vorige vers. Het is “de weg van een overspelige vrouw”. Van haar ontrouw laat zij ook geen spoor na. We vinden hier weer de tegenstelling die heel Spreuken doortrekt, de tegenstelling tussen de Wijsheid en de dwaasheid, tussen de trouwe vrouw en de ontrouwe vrouw. Deze tegenstelling vinden we ook in Openbaring, tussen de vrouw van het Lam, de gemeente, en het grote Babylon, de grote hoer, de moeder van de hoeren (Op 17:1-6; Op 19:1-8).

Dit laatste wijst erop dat we ook dit vers geestelijk kunnen toepassen. Het vers beeldt uit dat de liefde die Christus heeft geopenbaard voor de gemeente door de gemeente met ontrouw wordt beantwoord. We zien dat de christenheid op schrikbarende wijze steeds duidelijker ontrouw wordt aan Hem Die zij als haar Heer belijdt. Ze verbindt zich op de innigste manier met de wereld door allerlei wereldse methoden binnen te halen en Gods Woord aan te passen aan de visie van de moderne mens.

Dat dit vers direct na Sp 30:19 is geplaatst, verleent steun aan het idee dat het voorgaande vers is gericht op seksuele intimiteit in het huwelijk. De beelden dat zij eet en haar mond afveegt, zijn een bedekte aanduiding voor seksuele activiteit (vgl. Sp 9:17). Wat zij in haar ontrouw doet, is voor haar niet meer dan een etentje. Ze verwijdert alle sporen van de zonde die ze heeft bedreven en gaat weer verder met haar dagelijkse bezigheden alsof er niets is gebeurd.

Het is verbijsterend dat mensen kunnen zondigen en vervolgens heel gemakkelijk een gevoel van schuld of verantwoordelijkheid van zich afschudden. Dit kan alleen doordat er een eeltige onverschilligheid is voor de wil van de Heer met betrekking tot seksualiteit.

Copyright information for DutKingComments