‏ Proverbs 4:17

De weg van kwaaddoeners

De jonge mens wordt gewaarschuwd de weg van slechte mensen te vermijden door zelfs niet één stap op die weg te zetten (Sp 4:14). Als er geen eerste stap op die weg wordt gezet, zal hij nooit verkeerd eindigen. Deze waarschuwing sluit aan op de vermaning om vast te houden. Wie op het pad van goddelozen gaat, verliest zijn vaste greep op het gezonde onderwijs, hij houdt er niet langer stevig aan vast en zal loslaten.

In Sp 4:15 wordt in vier korte zinnen in de gebiedende wijs de noodzaak van het vermijden van de weg van de kwaaddoeners aan de jongeling voorgehouden. Die weg kiezen betekent de weg van de dood kiezen. De vader is heel beslist:

1. Eerst is er de innerlijke houding van het verwerpen van die weg.

2. Daaraan is de duidelijke beslissing verbonden die weg niet op te gaan.

3. Het is zelfs zo, dat hij er niet eens bij in de buurt moet willen komen; hij moet ervan afwijken

4. en eraan voorbijgaan, er geen voet op zetten.

Als hij er dichtbij komt, kan de zuigkracht hem toch ineens te machtig worden waardoor hij op die weg belandt. Hij moet er met een bocht omheen lopen en doorlopen. Hij moet er niet bij stilstaan en er ook niet, al is het op een afstand, naar kijken. Die weg moet hij geen aandacht waardig keuren, maar die totaal negeren.

Voor de praktijk van het leven houdt het in dat we ons niet moeten laten beïnvloeden door het gedachtegoed dat de weg van de wereld bepaalt. Als we er geen opdracht van de Heer voor hebben, moeten we ons er niet mee inlaten en er ver vandaan blijven. We moeten niet willen weten wat er op die weg allemaal te beleven is.

Dina, de dochter van Jakob, wilde wel eens weten wat er op die weg te beleven viel. Ze heeft het geweten. We zien in wat ze beleeft, waar het negeren van deze opdracht toe leidt (Gn 34:1-2). Zij is een waarschuwend voorbeeld. Het is misschien aantrekkelijk om allerlei roddels in tijdschriften en op internet te lezen. We kunnen dat willen doen met de smoes dat we toch moeten weten wat er in de wereld te koop is. Maar we moeten die gedachte verwerpen. We moeten niet alleen niet meedoen aan roddelen, maar er ook geen kennis van nemen. We moeten ervan afwijken en eraan voorbijgaan.

De reden om de slechte weg te mijden is de verslavende werking ervan (Sp 4:16). De goddelozen en kwaaddoeners zijn verslaafd aan het kwaad (Ps 36:5). Als ze hun dagelijkse portie kwaad niet hebben kunnen doen, zijn ze van slag, zoals een drugsgebruiker van slag raakt als hij zijn dagelijkse portie drugs niet krijgt. Ze worden hoe langer hoe onrustiger, ze kunnen er niet van slapen als ze niet iets kwaads hebben gedaan of iemand hebben laten struikelen. Zij zijn echte kinderen van hun vader, de duivel.

Ze zijn niet eens meer uit op geld of macht. Het gaat hun om het kwaad zelf. Er is liefde voor het kwaad. Kwaad doen is hun “brood” en “wijn”, dat wil zeggen hun eten en drinken (Sp 4:17). Dit zijn de middelen waarmee Melchizedek bij de vermoeide Abraham kwam om hem te versterken (Gn 14:18). Deze mensen nemen dit eten en drinken echter niet aan uit de hand van God, maar halen het uit “goddeloosheid” en “gewelddaden”. Daar eten ze van, daar leven ze van, daar vinden ze hun plezier in. Bij mensen die deze weg gaan, ontbreekt elke vorm van medemenselijkheid.

Sp 4:18, dat begint met het woord “maar”, toont het contrast met Sp 4:17 en maakt duidelijk hoe gevaarlijk de weg en het leven van de goddelozen zijn. Het is het contrast tussen duisternis en licht. Het pad van de rechtvaardigen is een licht dat in hun leven is opgegaan na een leven in de duisternis (vgl. 1Pt 2:9). Het ademt de frisheid van de morgen en werpt de schoonheid van de opgaande zon om hen heen.

Het pad zelf is een licht omdat daarop waarheid, gerechtigheid en heiligheid worden gezien. Christus wordt gezien en Hij is het licht. De rechtvaardigen worden ook het licht van de wereld genoemd, die hun licht laten schijnen voor de mensen (Mt 5:14; 16; Fp 2:15). Hoe verder de rechtvaardigen op dat pad vorderen, hoe helderder het licht zal gaan schijnen, tot zij in het volle licht eindigen. Dan is het volop dag geworden. Dat is de dag van het vrederijk.

De weg van de goddelozen is de diepe donkerheid van de zonde en het ongeloof midden in de nacht (Sp 4:19; vgl. Ex 10:22) waardoor zij zullen struikelen en vallen. Ze hebben er geen idee van waarover ze struikelen, want ze zien niets. Struikelen is ook een gevolg van verkeerd onderricht in de wet (Ml 2:8). Er is duisternis om hen heen en in hen. Wie in het licht wandelt, struikelt niet; wie in de duisternis wandelt, struikelt (Jh 11:9-10). Wie in de duisternis wandelt, eindigt in de eeuwige duisternis, waar het licht van God is veranderd in eeuwig vuur.

Copyright information for DutKingComments