Proverbs 4:22

Waken over hart, lippen, ogen, voet

Het gedeelte van de Sp 4:20-27 gaat over leven. Er volgt een soort ‘medische keuring’ van het hart, de mond, de ogen en de voeten om te zien in welke conditie ze zijn, om de zoon te leren ze goed te gebruiken. Het hele uiterlijke leven komt voort uit wat in het hart is (Sp 4:21; 23). Met het hart wordt het centrum van het bestaan bedoeld, het geheel van wie iemand is als mens, met zijn verstand, zijn wil en zijn gevoel. In dat centrum moet het Woord van God zijn plaats gegeven worden.

Het hart moet worden bewaakt, we moeten erop toezien wat erin komt. Als het goede erin komt, komt het goede eruit. Wat eruit komt, komt naar buiten via mond en lippen (Sp 4:24), ogen en oogleden (Sp 4:25), voet en wegen (Sp 4:26). Als het met het hart in orde is, weet de mond wat hij moet zeggen, de ogen waar ze moeten kijken, de voeten waar ze moeten gaan. Dat kan als het hart gevuld is met de vreze des HEEREN.

Opnieuw roept de vader zijn zoon op om acht te slaan op zijn woorden (Sp 4:20). Een dergelijke oproep komt keer op keer terug in dit boek, omdat Godsvrucht voor een groot deel ligt in het vasthouden aan bekende waarheden. De zoon moet zijn oor neigen tot wat zijn vader zegt. Hij moet een gewillig en goed luisteraar zijn, want het gaat om woorden die van het grootste belang zijn.

Ook moet hij die woorden niet laten wijken uit zijn ogen, hij moet er steeds zijn ogen op gevestigd houden (Sp 4:21). Hij kan dat heel letterlijk doen door ze op te schrijven (vgl. Dt 17:18). Het zal hem helpen ze “in het binnenste” van zijn hart te bewaren. Door zijn oor, zijn ogen en zijn hart te gebruiken zal zijn hele persoon door de woorden van zijn vader worden bestuurd.

Het gevolg is leven en genezing (Sp 4:22). De woorden van de Schrift, de woorden van Christus, “zijn geest en zijn leven” (Jh 6:63). Ze bevrijden van kwade dingen die pijn veroorzaken en het leven van het ware leven hinderen. Het horen naar en gehoor geven aan het onderwijs bevordert het welzijn van de hele mens. De zonde verwoest het lichaam. Enkele voorbeelden zijn aids als gevolg van zondige seksuele contacten en anorexia als gevolg van een ongezonde controlegeest. Wie terugkeert met belijdenis van zonden naar de weg van de wijsheid, kan genezing vinden.

Na in Sp 4:21 de vermaning om de wijsheid in het hart te bewaren volgt in Sp 4:23 de vermaning om het hart te beschermen. Dat betekent dat er gevaar is voor het binnendringen van verkeerde elementen die de controle willen overnemen. Dat gebeurt via het verstand of het gedachteleven, de wil en het gevoel. Het hart kan worden beschermd door voortdurend gebed, het luisteren naar Gods Woord en de heiliging door Gods Geest. Het hart is het startpunt van de activiteiten van het leven en bepaalt de loop van het leven. Het omvat wat een mens zegt (Sp 4:24), ziet (Sp 4:25) en doet (Sp 4:26-27).

Wat er in het hart aanwezig is, blijkt het eerst en het meest duidelijk uit de woorden die uit de mond en over de lippen komen (Sp 4:24; vgl. Lk 6:45c; Mt 12:34-35; Mt 15:18-19). Uit onze woorden moet worden verwijderd wat niet voortkomt uit een hart dat door de wijsheid wordt bestuurd. Er moet een radicale breuk komen tussen de jongeling en valsheid in zijn woorden (vgl. Ef 4:29).

De “ogen” moeten recht vooruitkijken, dat wil zeggen dat de ogen eenvoudig zijn, gericht op één doel (Sp 4:25). Dat doel is hier het verkrijgen van wijsheid, dat is Christus, om Hem te winnen. We kunnen ook zeggen dat het erom gaat dat de zoon “zijn blik richt op [de] volmaakte wet, die van de vrijheid, en daarbij blijft, niet een vergeetachtig hoorder geworden maar een dader van [het] werk” (Jk 1:25). Hij moet voortdurend kijken naar de voorschriften van Gods Woord die zijn vader hem voorhoudt. Daarin ziet hij beloften en ook voorbeelden die hem bemoedigen om recht vooruit te kijken naar het doel.

De “oogleden” moet hij recht vóór zich houden. De concentratie op het doel moet zo intens zijn, dat hij niet eens met zijn ogen knippert. Als het oog doelloos en overspelig gaat dwalen, volgen overspelige daden. De Heer Jezus spreekt over het recht vooruitkijken als Hij zegt: “Als dan uw oog eenvoudig is, zal uw hele lichaam verlicht zijn” (Mt 6:22). Daarmee zegt Hij dat het hele lichaam weet wat het moet doen als het oog op het ene doel is gericht.

De opdracht om recht vooruit te kijken heeft een direct effect op de “voet” van de jongeling (Sp 4:26). Hij moet het spoor voor zijn voet banen (vgl. Hb 12:13). Hij moet zijn pad begaanbaar maken, het vrijmaken van kuilen en het effenen door het te zuiveren van struikelblokken. Dan kunnen al zijn “wegen vaststaan”, dat wil zeggen dat hij een betrouwbare weg kan gaan die constant rechttoe rechtaan naar het doel leidt.

Er is een duidelijk verband tussen waarnaar onze ogen kijken en waar we onze voeten plaatsen. Iedereen die een auto bestuurt, weet dat recht vooruitkijken de enige manier is om de auto recht op de weg te houden. Hetzelfde geldt voor de boer die ploegt. Hij kijkt ook naar het einde van het veld om rechte voren te trekken. Als de vrouw van Lot recht voor zich uit had gekeken en niet had omgekeken, was ze niet veranderd in een zoutpilaar (Gn 19:17; 26). Niet recht vooruitkijken is fataal. De Heer Jezus zegt daarom: “Denkt aan de vrouw van Lot” (Lk 17:32).

Het principe is duidelijk dat onze voeten de neiging hebben om onze ogen te volgen. We bepalen de koers van onze weg door waar we onze ogen op richten. De schrijver van de brief aan de Hebreeën spreekt over een wedloop. Hij benadrukt dat het erom gaat dat we van alle andere dingen afzien, terwijl we ons oog uitsluitend op één voorwerp, Christus in de heerlijkheid, gericht houden (Hb 12:1-2).

De vermaning in het laatste vers (Sp 4:27) sluit aan op het voorgaande vers. De zoon moet de weg die de vader hem wijst niet verlaten door naar rechts of naar links te gaan (Dt 5:32; Dt 28:13-14; Jz 1:7). Daarvoor moet hij luisteren naar de stem van God (Js 30:21). Afwijken naar rechts betekent voor ons dat we niet moeten vervallen in wetticisme en orthodoxie, en afwijken naar links betekent dat we niet moeten vervallen in liberalisme en afgoderij.

Ook moeten bedreigingen hem niet tot afwijken van de weg brengen, net zomin als vleierijen. Hetzelfde geldt voor tegenspoed en voorspoed. Hij moet rechtdoor gaan op de aangewezen weg. Door zijn voet af te keren van het kwade zal hij afstand scheppen tussen zichzelf en het kwaad.

Copyright information for DutKingComments