Proverbs 4:3-9

Een goede les gaat de generaties door

De vader roept zijn kinderen op om naar zijn vermaning te luisteren en daar ook acht op te slaan met het doel “inzicht te leren kennen” (Sp 4:1). Een vader zoekt het beste voor zijn kinderen en geeft alleen wat nuttig voor hen is. Hij zal hun geen verkeerde dingen geven (Lk 11:11-12). Het beste wat hij kan geven, is iets wat dient tot vermeerdering van inzicht in Gods gedachten over hoe het leven geleefd moet worden.

De vader is ervan overtuigd dat hij zijn kinderen “een goede les” geeft (Sp 4:2). Het betreft de gezonde leer; hij geeft gezond onderwijs dat daarom ook een gezonde uitwerking heeft. Dat is wat anders dan wat valse profeten en valse leraren doen, die het volk naar de mond praten (Js 30:10; Jr 5:31; Ez 33:31-32; Gl 1:6-7; 2Tm 4:3-4). Zij vertellen verhaaltjes die er goed bij het godsdienstige volk ingaan, maar waardoor zij het naar het verderf voeren. Zo spreekt de vader niet tot zijn zonen. Hij onderwijst hun Gods Woord en gebiedt hun zijn onderricht niet te verlaten en zich niet te laten meeslepen door de mooi weer predikers.

In Sp 4:3 onderstreept de vader wat hij in de Sp 4:1-2 heeft gezegd. Het redengevende woord “want” geeft dat aan. Hij spreekt tot zijn zonen als iemand die weet wat het is om “een zoon” voor zijn vader te zijn, want dat is hij zelf ook geweest. Als hij aan die periode terugdenkt, ziet hij hoe “onervaren” hij was (1Kr 22:5; 1Kr 29:1). Hij heeft zich toen als “een enig [kind]” voor zijn moeder gevoeld, verzekerd van haar liefdevolle aandacht en zorg.

Het is een zegen als wij ook zo kunnen terugdenken aan onze ouders in de tijd dat zij nog voor ons zorgden. Steeds meer kinderen kunnen dat niet. Wat die kinderen wel kunnen, is ervoor zorgen dat hun kinderen zo aan hen zullen terugdenken.

We hebben hier weer het gezin als de sfeer waarin vorming en onderwijs plaatsvinden (Dt 6:6-9). We zien hier opnieuw (Sp 1:8) dat het onderwijs dat door vader en moeder wordt gegeven, niet wordt gegeven op formele, academische, schoolse wijze, maar vanuit persoonlijke betrokkenheid, met warmte en liefde. Dit is ongetwijfeld de beste manier van onderwijs.

De vader geeft aan zijn kinderen door wat zijn vader hem heeft verteld (Sp 4:4). Wat hij hun vertelt, verzint hij niet, maar heeft hij zelf ook weer van zijn vader gehoord. Ook zijn vader nam de tijd om hem, zijn zoon, te onderrichten. Dat doet een vader als hij zich zijn verantwoordelijkheid bewust is om zijn kinderen te helpen goede keuzes in het leven te maken. Vaders moeten hun kinderen opvoeden “in [de] tucht en vermaning van de Heer” (Ef 6:4).

We horen de stem van de ervaring doorklinken in de generaties (vgl. Dt 6:2; 2Tm 1:5; vgl. Jb 8:8-10). Dat maakt het onderwijs over wijsheid tot een waardevolle traditie door de generaties heen. Het is ook een bemoediging voor de zonen, want zij weten daardoor dat de ervaringen die zij doormaken, ook de ervaringen van hun vader zijn. Het is gedeelde ervaring en geen opgelegd gedrag. Dit maakt het onderwijs aantrekkelijk. Foto’s en anekdotes kunnen jongeren laten zien dat hun vader ook jong en onervaren is geweest en dat hij tegenover zijn vader de plaats heeft ingenomen die zij nu tegenover hem innemen.

Persoonlijke gemeenschap met God kan niet worden overgedragen, maar wel worden getoond en aantrekkelijk gemaakt, waardoor het verlangen wordt gewekt dat ook te bezitten. Salomo heeft de intimiteit gezien die zijn vader David met God had en dat heeft hem jaloers gemaakt. Salomo heeft zeker ook de zonden van zijn vader gezien. Maar dit is geen verhindering voor onderwijs aan zijn zonen, omdat hij bij zijn vader ook de verslagenheid over de zonde heeft gezien.

Dat geldt in geestelijk opzicht ook in de gemeente. Zo houdt Paulus het aan Timotheüs voor als hij tegen hem zegt: “Maar jij, blijf in wat je geleerd hebt en waarvan je volkomen overtuigd bent, daar je weet van wie je het hebt geleerd” (2Tm 3:14). Het is een groot voorrecht als we een ‘geestelijke stamboom’ hebben, als wij leren van de vorige generaties en dat doorgeven aan hen die na ons komen (2Tm 2:2). Dat zullen we doen als we er volkomen van overtuigd zijn dat wat we hebben geleerd, in overeenstemming is met de Schrift.

In Sp 4:4b laat de vader zijn vader, de grootvader van de zonen, aan het woord. Opa spreekt en hij heeft wat te vertellen. Het lijkt erop dat hij tot Spreuken 5:6 aan het woord is, want in Spreuken 5:7 horen we weer hoe de vader zijn “kinderen” aanspreekt. De kleinzonen zullen er goed aan doen goed te luisteren naar wat hun opa tegen hun vader zei. Hun vader geeft dat aan hen door, opdat zij daar hun winst mee zullen doen. Die winst is niets minder dan leven.

Dat de vader dit doet, bewijst dat hij vol overgave bezig is zijn zonen te overtuigen van wat hij zegt, om hen de weg van de wijsheid te laten gaan en hun leven te behoeden voor het verderf. Dit zou de gedrevenheid moeten zijn van alle ouders voor ieder kind dat hun is toevertrouwd. Het is het voornemen van het hart, dat zegt: ‘Voor zover het van mij afhangt, zullen mijn kinderen niet verloren gaan, maar trouwe dienaren van de Heer worden.’ Dat genade dit moet bewerken, verandert niets aan de inzet die van de ouders wordt gevraagd.

Om die winst te hebben moet hij, de zoon, allereerst met zijn hart de woorden vasthouden die zijn vader tot hem heeft gesproken. Het gaat om het hart, niet om het verstand, hoewel dat er natuurlijk niet los van staat. Als het hart de woorden vasthoudt, zullen die woorden als “geboden” in acht worden genomen, er zal naar worden gehandeld in de praktijk van het leven. Dan wordt het leven geleefd zoals God het heeft bedoeld; het wordt beleefd met al de zegeningen die een leven in gehoorzaamheid aan God in zich bergt.

Verwerf wijsheid, verwerf inzicht!

De vader dringt er bij zijn zoon op aan om tegen elke prijs “wijsheid” en “inzicht” te verwerven, welke inspanning daarvoor ook maar geleverd moet worden (Sp 4:5). Hij moet daar alles aan doen en er alles voor over hebben. Salomo was al wijs, maar wijsheid kan en moet toenemen. Wie wijs is, zal in wijsheid willen toenemen. Wijsheid en inzicht komen ons niet aanwaaien, ze moeten verworven worden. Je kunt van alles willen, maar denk er wel aan dat wijsheid en inzicht verwerven het belangrijkste is.

Wijsheid verwerven betekent Christus beter leren kennen. Daar gaat het om in het leven, alleen daarom. De zoon moet de woorden die de vader heeft gesproken, niet vergeten. Hij moet daarover nadenken, mediteren, en ze in gedachten houden. Daardoor blijft de herinnering levendig aan wat Gods Woord zegt. Hij mag er niet van afwijken.

In Sp 4:6 wordt de wijsheid voorgesteld als een persoon die bewaring en bescherming geeft. De voorwaarde om die bewaring en bescherming te ervaren is dat de zoon de wijsheid niet verlaat (negatief), maar haar liefheeft (positief). De wijsheid – of Christus – verlaten is een groot kwaad, met kwalijke gevolgen. Dan is hij overgeleverd aan alle slechte elementen in de wereld. Het is belangrijk de wijsheid, dat is Christus, lief te hebben. Dat is de zekerste bescherming tegen alle verzoekingen tot zonde.

De eerste stap, het begin, om wijsheid te verwerven is het nemen van het besluit om die te verwerven (Sp 4:7). Hier wordt ons de sleutel aangereikt om wijsheid te krijgen. Wijsheid verwerven kost tijd, geld, inspanning. Het gaat niet om ons intellect of om de gelegenheid die we wel of niet hebben, maar om beslistheid, of we het willen. Wie de superieure waarde van de wijsheid ziet, zal die tegen elke prijs willen verwerven.

Hetzelfde geldt voor het inzicht, dat is het doorgronden en onderscheiden van de aard van dingen of mensen, of ze goed of kwaad zijn, of ze het goed of kwaad bedoelen. Wijsheid en inzicht horen bij elkaar. Wijsheid blijkt uit inzicht. Wie inzicht heeft, doorziet bepaalde situaties en weet hoe hij moet handelen; hij weet ook hoe hij bepaalde mensen moet benaderen of inschatten.

Een van de hoofdverschillen tussen de wijze en de dwaas is het besef dat ieder van zijn nood heeft. Zij die geloven dat ze geen probleem hebben, hebben het grootste probleem. Als we ons realiseren wat ons grootste probleem is, zullen we alles op alles zetten om dat op te lossen. Hier gaat het om ons gebrek aan wijsheid. Als we ons het gebrek daaraan bewust zijn, zullen we alles op alles zetten en elk middel inzetten om die te krijgen. We kunnen daarbij bijvoorbeeld denken aan tijd voor bijbelstudie, tijd om te bidden, tijd voor het bezoeken van de samenkomsten van de gemeente, tijd voor samenkomsten waar Gods Woord wordt uitgelegd, spreken met of lezen van boeken van gelovigen die een ruime ervaring met de Heer hebben opgedaan om van hen te leren.

Paulus spreekt over het ‘winnen’ van Christus (Fp 3:8). Dat wijst op inzet, alsof het om het winnen van een prijs in een wedstrijd gaat. Hij wilde Hem leren kennen. Natuurlijk was Christus in hem en natuurlijk kende hij Hem. Maar in plaats van daarmee genoegen te nemen zette Paulus dat juist ertoe aan ‘Hem te winnen’, dat wil zeggen meer en meer aan Hem gelijkvormig te worden, Hem steeds beter te leren kennen.

De wijsheid moet worden hooggehouden, zoals een vaandel omhoog wordt gehouden (Sp 4:8). We moeten hoge gedachten van de wijsheid hebben. Er mag niets zijn wat een hogere plaats in ons denken heeft. Het gevolg is dat zij ons verheft. Iemand die de wijsheid hooghoudt, is in aanzien bij anderen. De wijsheid wordt vergeleken met de vrouw van wie je houdt en die je omhelst. Dit staat tegenover het omhelzen van de vreemde vrouw. De onervaren jongeling mag zijn volle toewijding en liefde aan de wijsheid geven.

We kunnen dit ook weer betrekken op Christus, de wijsheid van God. Het gaat er in ons leven om Hem te verhogen en te vereren. Hem omhelzen betekent dat we heel dicht bij Hem zijn en Hem onze liefde laten voelen. Dat doen we als Hij voor ons boven alles en iedereen uitsteekt. We vereren Hem als we Hem vertellen welke eigenschappen we in Hem hebben ontdekt en Hem daarvoor prijzen. Dan zullen die eigenschappen ook in ons zichtbaar worden, wat waardering vindt bij God. Hij zegt: “Wie Mij eren, zal Ik eren” (1Sm 2:30).

De eer die de wijsheid verleent aan wie haar liefhebben, wordt vergeleken met “een bevallige krans” en “een sierlijke kroon” op het hoofd (Sp 4:9). Een krans en een kroon worden als een duidelijk zichtbaar bewijs geschonken als blijk van waardering voor de keus voor de wijsheid. Ze zijn het huldebetoon aan een overwinnaar. Liefde voor de wijsheid vraagt offers. Wie die offers brengt, wordt daarvoor door de wijsheid (Christus) beloond (vgl. 1Ko 9:25; 2Tm 4:8; Jk 1:12; 1Pt 5:4; Op 2:10).

Copyright information for DutKingComments