Psalms 10:15

Vraag om optreden van God

De vraag van Ps 10:1 “HEERE, waarom?” gaat in Ps 10:12 en Ps 10:15 over in een dringende oproep om onmiddellijk in te grijpen. Tussen deze twee verzen in geeft de psalmist in de Ps 10:13-14 zijn overwegingen en zielenoefening door.

Hoewel het lijkt alsof de goddeloze gelijk heeft en God Zich van het kwaad niets aantrekt, doet de psalmist een beroep op de “HEERE God” (Ps 10:12). Tot wie moet hij anders gaan? Er is immers niemand die met het kwaad op afdoende wijze kan handelen dan Hij, er is niemand anders die voor “de ellendigen” (hier meervoud!) kan opkomen. Hij is de Enige. Laat Hij toch opstaan en Zijn hand opheffen om de goddeloze neer te slaan. Dan zal duidelijk zijn dat Hij de ellendigen niet vergeet, wat nu zo lijkt te zijn.

De psalmist begrijpt er niets van dat God het toelaat dat de goddeloze Hem lastert (Ps 10:13). Als Hij dan de ellendigen vergeet, dan kan Hij toch niet passief blijven bij het aanhoren van de lasteringen die de goddeloze over Hem uit? De goddeloze kan blijkbaar ongestraft in zijn hart zeggen dat God geen rekenschap zal eisen. Waarom grijpt God niet in?

Dan komt de psalmist ineens tot stilstand in de uitingen van zijn onbegrip voor Gods stilzwijgen (Ps 10:14). Het is anders. God is niet afwezig en onbewogen, Hij heeft Zich ook niet verborgen. Zo heeft de ellendige het even ervaren vanwege de felle en hoogmoedige achtervolging door de goddeloze (Ps 10:2). Maar ineens beseft hij dat God wel degelijk ziet wat de goddeloze de ellendige aandoet!

Nu dat tot hem doordringt, is het hem ook ineens duidelijk: God wil dat de ellendige “de moeite en het verdriet” die hem worden aangedaan, in Zijn hand geeft. Dit is een geweldig vertroostende en rustgevende ontdekking na alle vertwijfelde vragen. Altijd, vroeger en ook nu, is gebleken dat de arme zich op Hem verlaat, en dat Hij een Helper van de wees is. De wees is iemand die zonder enige natuurlijke steun in het leven staat, maar die op Gods hulp mag rekenen.

Nu het licht in zijn hart en denken is doorgebroken, vervolgt de ellendige zijn oproep aan God om tussenbeide te komen (Ps 10:15). Hij bidt dat God de arm – een beeld van kracht – van de goddeloze en kwaaddoener zal breken, dat wil zeggen die krachteloos zal maken. Het is geen vertwijfeld, in wanhoop gebeden gebed, maar een gebed dat in overtuiging wordt gebeden.

De goddeloze kan wel in zijn hart zeggen dat God geen rekenschap eist (Ps 10:11; 13), maar God zal zeker rekenschap van hem “over zijn goddeloosheid” eisen. God zal die goddeloosheid oordelen, zodat er niets meer van te vinden zal zijn en de ellendige er niet meer door geplaagd zal worden. Het oordeel over de goddeloosheid van de goddeloze betekent de definitieve bevrijding van de ellendige.

Copyright information for DutKingComments