Psalms 103:12

Recht en goedertierenheid

David heeft in de Ps 103:1-5 de HEERE geloofd voor alle weldaden die Hij aan zijn ziel heeft gedaan. Het is ook niet zo maar een weldaad, maar een grote weldaad, namelijk dat er een omkering heeft plaatsgevonden in zijn toestand. Eerst was hij onderweg naar het verderf, ziek vanwege de tuchtigingen van God over zijn ongerechtigheid. De grote weldaad van de HEERE is dat Hij hem heeft verlost van dit alles en hem heeft overladen met zulke grote zegeningen dat hij onmogelijk kan zwijgen over deze grote behoudenis.

Hij gaat nu verder met het bezingen van de “rechtvaardige daden” van de HEERE (Ps 103:6). Deze rechtvaardige daden houden in dat Hij “recht aan alle onderdrukten” doet. Ze komen tot uiting als Hij de onderdrukten recht verschaft door hen te verlossen, terwijl dat ook inhoudt dat de verdrukkers gestraft worden. We leven nu nog in een wereld die vol onrechtvaardige daden en onrecht is. Dat komt niet van de HEERE, maar van de mens die zonder Hem leeft.

Als de HEERE regeert, als Hij op Zijn troon zit (Mt 25:31), komt er een einde aan alle onrecht. Hij zal daaraan een einde maken door het doen van “rechtvaardige daden”, dat zijn de rechtvaardige oordelen waarmee Hij het onrecht zal straffen en verwijderen. “Aan alle onderdrukten” die ter wille van Zijn Naam onder het onrecht hebben geleden, zal Hij “recht” doen. Hij zal hen binnenvoeren in de rust en zegen van het vrederijk.

God heeft plannen voor de toekomst. Dat houdt twee dingen in: ten eerste verlossing uit de hand van de vijand en ten tweede vergeving van de ongerechtigheden. Hij heeft de plannen voor de toekomst van Zijn volk en de wegen waarlangs Hij die zal realiseren “aan Mozes … bekendgemaakt” (Ps 103:7). Mozes is bij Hem geweest om aan hem de tabernakel te laten zien (Ex 25:40; Hb 8:5). Daarin laat Hij Zijn plan zien en dat is dat Hij te midden van een verlost volk wil wonen. “Aan de nakomelingen van Israël” heeft Hij “Zijn daden” bekendgemaakt. Dat heeft Hij gedaan door hen uit de slavernij van Egypte te verlossen en in het beloofde land te brengen.

Het volk moest worden verlost van een uiterlijke vijand, maar ook van hun ongerechtigheden. Pas daarna kon de HEERE in hun midden wonen. Zo is het ook in de toekomst. Er is verlossing uit de hand van de goddelozen, zowel die van de volken als die van het eigen volk, maar vooral ook verlossing van hun ongerechtigheden.

Al de wegen en daden van de HEERE laten zien dat Hij “barmhartig en genadig is” en “geduldig en rijk aan goedertierenheid” (Ps 103:8). Dit is de heerlijkheid van God die Hij aan Mozes heeft laten zien toen Mozes zich verwonderde hoe de HEERE het volk na de zonde met het gouden kalf kon sparen (Ex 34:6-7). Elke keer dat Zijn volk zich van Hem afkeerde en de afgoden is gaan dienen, heeft Hij Zijn barmhartigheid en genade getoond door hen te sparen. Hoe vaak is Zijn geduld op de proef gesteld. Dat Hij hen niet heeft verdelgd, is omdat Hij “rijk aan goedertierenheid” is.

God “zal niet voor altijd ter verantwoording roepen” (Ps 103:9; Js 57:16). Bij het volk Israël kon de HEERE in hun midden komen wonen en blijven wonen op grond van de grote Verzoendag (Lv 16:1-34). Wat op die dag gebeurde, de offers die werden gebracht, wijst heen naar het werk van de Heer op het kruis, zoals dat wordt uitgelegd in Hebreeën 9-10 (Hb 9:1-28; Hb 10:1-22). Dat geldt voor iedereen die zijn zonden heeft beleden.

Op het moment dat de hogepriester, die namens het volk voor God verscheen, door de kracht van het bloed terugkwam, wist het volk zeker dat voor dat ene jaar de zonden weggenomen waren. Zo is Christus, onze Hogepriester, opgewekt uit de doden, tot onze rechtvaardiging (Rm 4:25).

De gelovige mag weten dat zijn zonden zijn gedragen door de Heer Jezus op het kruis (1Pt 2:24). God heeft Hem ter verantwoording geroepen en Hem het rechtvaardige oordeel over die zonden gegeven. Daardoor zijn ze uitgeboet en weggedaan. De volle hitte van Zijn toorn over die zonden is over Zijn Zoon heen gegaan. Daarom handhaaft Hij niet voor eeuwig Zijn toorn over de berouwvolle zondaar, maar vergeeft hem en zegent hem.

In een contact met iemand die de dwaalleer van de alverzoening aanhangt, zijn deze verzen door hem aangehaald als bewijs dat God iedereen redt. ‘Want’, zo beweerde hij, ‘God is barmhartig en genadig, geduldig en rijk aan goedertierenheid en Hij handhaaft Zijn toorn niet voor eeuwig’. Deze manier van bijbeluitleg is een grote misleiding met fatale gevolgen.

Wij worden bewaard voor een dergelijke ‘eigen uitlegging’ als wij begrijpen dat de daden van God in deze psalm geïllustreerd worden in het feest van de grote Verzoendag in Leviticus 16. Op die dag wordt iets met twee geitenbokken gedaan. De eerste geitenbok wordt geslacht. Dat spreekt van genoegdoening aan Gods eer die is hersteld. Dit heeft de Heer Jezus gedaan. Op grond daarvan kan verzoening worden aangeboden aan alle mensen.

De tweede geitenbok wordt gezonden naar de woestijn, nadat de hogepriester de zonden van Israël beleden heeft, terwijl hij zijn handen legde op de kop van deze geitenbok. Ook dit heeft de Heer Jezus gedaan door de zonden op Zich te nemen van ieder die met berouw over zijn zonden ze aan God belijdt. Dit spreekt van plaatsvervanging, dat wil zeggen dat zondenvergeving alleen daadwerkelijk plaatsvindt voor ieder die met berouw zijn zonden aan God belijdt. Alleen degenen die geloven ontvangen vergeving van zonden, want alleen van hen zijn de zonden daadwerkelijk door het offer van Christus verzoend. Met die zonden is Hij beladen en daarover heeft Hij Gods oordeel ontvangen.

We moeten bedenken dat hier David als de mond van het gelovig overblijfsel van Israël in de toekomst aan het woord is. Hij looft God voor de vergeving van zijn zonden. Hij is zich ervan bewust dat zijn ongerechtigheden vergeven zijn. Hij weet dat zijn leven verlost is van het graf. Hij ervaart dat God vanwege de vergeving niet eeuwig toornt. Hij is bevrijd van deze toorn, die ieder treft die onboetvaardig is. Ieder die gelooft dat Christus voor hem de toorn van God heeft gedragen, zal God daarvoor eeuwig prijzen!

In Psalm 103 spreekt een mens die berouw heeft getoond en boete heeft gedaan en zich de vergeving bewust is. Wat David daarin zegt, zegt geen onbekeerd mens en zal in de eeuwigheid geen mens zeggen die zich op aarde niet heeft bekeerd. Op aarde moet bekering gebeuren en op aarde moeten zonden worden vergeven en niet in het hiernamaals (Mt 9:6). [Zie voor een uitvoeriger weerlegging van de dwaalleer van de alverzoening het boekje Verzoening.]

Wie zijn zonden heeft beleden en vergeving heeft ontvangen, is zich er diep van bewust dat het alleen genade is dat God niet naar zijn zonden heeft gedaan en niet naar zijn ongerechtigheden heeft vergolden (Ps 103:10; vgl. Ex 34:7). David spreekt hier in het meervoud, “ons” en “onze”. Hij vertolkt hier de gevoelens van het gelovig overblijfsel dat in de zegen van het vrederijk is binnengegaan. Ze zijn daar niet op grond van enige eigen verdienste.

Wat het gelovig overblijfsel zegt, geldt in nog hogere mate voor de nieuwtestamentische gelovige. Hij zal ook deelhebben aan alle zegeningen van het vrederijk (Hb 11:40). Daarbovenuit is hij gezegend met alle geestelijke zegening in de hemelse gewesten. Die zijn hem uit pure genade geschonken door God “Die rijk is aan barmhartigheid” en “vanwege Zijn grote liefde” (Ef 1:3; Ef 2:1-10). Zullen we Hem daarvoor niet eeuwig loven en daarmee nu op aarde al beginnen?

Wie kan de afstand meten tussen de aarde en de hemel (Ps 103:11)? Het is een voor mensen onmetelijke afstand. Niemand heeft ooit het ‘plafond’ van de hemel kunnen ontdekken. Zo onmetelijk hoog als de hemel boven de aarde is, “[zo] is Zijn goedertierenheid [dat is chesed, verbondstrouw] machtig over wie Hem vrezen”.

Allen die “Hem vrezen” – deze uitdrukking komt drie keer in de psalm voor (Ps 103:11; 13; 17) – zijn het voorwerp van de macht van Zijn goedertierenheid. (Dit is, tussen haakjes, opnieuw een bewijs van de leugen van de alverzoening.) God heeft in hen de vrees, dat is het ontzag, voor Hem bewerkt. Het is allemaal Zijn werk.

Het overblijfsel looft hier de macht van Zijn goedertierenheid. Nu Christus door het bloed van het nieuwe verbond de grondslag van dat verbond heeft gelegd, is de macht van de goedertierenheid of verbondstrouw van God zo oneindig groot, dat de Heer Jezus kan verklaren: “Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde” (Mt 28:18).

In de onbegrensde macht van Zijn goedertierenheid heeft God al Zijn beloften aan een falend volk waargemaakt. Hij heeft Zich vol goedheid op machtige wijze over hen ontfermd, terwijl zij het recht op al Gods beloften volkomen hebben verspeeld. Zijn macht is zichtbaar geworden in Zijn Zoon, de Middelaar van het nieuwe verbond, Die aan alle voorwaarden van Gods verbond heeft voldaan. Wat voor een mens onmogelijk is, namelijk zichzelf redden, daartoe is God machtig (Lk 18:25-27).

Voor de overtredingen die het volk heeft gedaan, heeft Hij in de macht van Zijn goedertierenheid ook voor een oplossing gezorgd (Ps 103:12). Overtredingen vragen om vergelding. Die vergelding heeft Hij van Zijn Zoon gevraagd en gekregen. Christus heeft de overtredingen van hen die in Hem geloven voor God beleden als de Zijne en heeft daarvoor het oordeel van God ondergaan (2Ko 5:21). Dat betekent dat God de zonde niet meer ziet bij hen die ze hebben beleden, want Christus is daarvoor gestorven. Hij heeft het loon ervoor ontvangen (Rm 6:23a).

Het overblijfsel is zich ervan bewust dat hun zonden zijn weggedragen. Ze geven de afstand tussen hen en hun overtredingen aan door te wijzen op de afstand tussen “het oosten” en “het westen”. Hiermee is geen geografische afstand bedoeld, maar een afstand tussen het westen, waar de offeraar staat, en het oosten waarheen de geitenbok beladen met de zonden van het volk door de Oostpoort van Jeruzalem richting de woestijn in het oosten is weggestuurd. De geitenbok wordt in een afgezonderde woestijn losgelaten om nooit meer terug te kunnen keren. Dat de vergeven overtredingen hen nooit meer zullen achterhalen, wordt op andere manieren door andere verzen in de Schrift bevestigd (Js 38:17b; Jr 50:20; Mi 7:19; Hb 8:12).

Copyright information for DutKingComments