‏ Psalms 104:7

De wateren een grens gesteld

Wat de psalmist in Ps 104:5 beschrijft, komt wel met Gods werk overeen dat in Genesis 1 wordt beschreven, maar hij doet het op dichterlijke wijze. We worden herinnerd aan de derde scheppingsdag. Het droge komt tevoorschijn (Gn 1:9-10; vgl. Jb 38:4-6). God “heeft de aarde gegrondvest op zijn fundamenten” (vgl. 1Sm 2:8; Ps 96:10b). De HEERE is de Schepper van hemel en aarde. Hij is ook de Onderhouder van de schepping, want de aarde “zal voor eeuwig en altijd niet wankelen”.

In Ps 104:6 zien we een verwijzing naar de geschiedenis van de zondvloed (Gn 7:17-20). Ook daarin herkennen we de hand van de HEERE (Gn 7:4). De historische zondvloed wordt in de eindtijd, de tijd waarin wij leven, ontkend (2Pt 3:3-6).

De psalmist stelt het einde van de zondvloed zo voor, dat God de wateren bestraffend toespreekt (Ps 104:7). Dan slaan ze op de vlucht. Ze gaan er met haast vandoor, daartoe opgejaagd door het geluid van Gods donder.

Na de macht van God in de zondvloed zijn de bergen opgerezen en de dalen neergedaald op de plaats die God “ervoor bestemd had” (Ps 104:8). Toen Hij het droge tevoorschijn liet komen, heeft Hij het water van de zee onder andere als oceanen in de dalen hun plaats gegeven.

De zee staat onder het gezag van God. In Zijn macht over de zee heeft Hij aan het water een grens gesteld (Ps 104:9; Jb 38:8-11). De aarde zal niet weer door water worden bedekt. Dat er een wereldwijde zondvloed is gekomen, ligt aan de slechtheid van de mens. Daarna heeft God gezegd dat Hij de wereld niet weer door water zal verwoesten (Gn 9:11-17).

Dat betekent niet dat Gods oordeel niet nog een keer over de aarde zal komen als de mens volhardt in zijn zonde. Dat oordeel zal echter niet door een nieuwe zondvloed komen, maar door vuur. Petrus zegt dat “de toenmalige wereld, door water overstroomd, vergaan is”, maar dat “de tegenwoordige hemelen en de aarde” door vuur zullen vergaan. Daarvoor worden ze “opgespaard … en … bewaard” (2Pt 3:6-7).

Copyright information for DutKingComments