Psalms 11:6

De HEERE is rechtvaardig

David laat zich niet leiden door de moeilijke omstandigheden en de goed of kwaad bedoelde menselijke raad, maar door de HEERE, van Wie hij weet dat Hij de rechtvaardige beproeft (Ps 11:5). Hij is zelf zo’n rechtvaardige die beproefd wordt.

Het werkwoord ‘beproeven’ betekent het testen van metalen om het gehalte en de zuiverheid ervan te bepalen. Het proces van testen bewerkt ook louteren. Beproeven geeft de activiteit van de smid aan die bezig is met het keuren en zuiveren van goud of zilver (vgl. Jr 6:27-30; Jr 9:7; Ml 3:2-4). De HEERE test de echtheid van het geloof, niet om de gelovige te doden, maar om het geloof er zuiverder door te maken, zodat het alleen op Hem gericht zal zijn.

Zo zal het gelovig overblijfsel tot inkeer komen in de tijd van de grote verdrukking. We zien een voorbeeld van het begin van het louteringsproces bij de broers van Jozef als zij tot inkeer komen in de gevangenis (Gn 42:15-22). Als dit proces door Jozef is afgerond, kan hij zich aan hen openbaren (Gn 45:1).

Zoals God weet wie rechtvaardig is en zo iemand beproeft, zo weet Hij ook wie goddeloos is. Zijn ziel, dat wil zeggen Zijn hele Wezen, alles wat in Hem is, haat de goddeloze (vgl. Ps 11:2). Een bijzondere vorm van goddeloosheid is geweld, waarvan David hier en de gelovige in het algemeen het doelwit zijn (vgl. Op 13:7). Wie geweld liefheeft, wat blijkt uit het vervolgen van Gods volk, is een speciaal voorwerp van Gods haat. Haat is niet slechts een houding, maar houdt ook handelen in.

God brengt over de goddelozen het enige oordeel dat passend voor hen is (Ps 11:6). Hij zal op hen “valstrikken … doen regenen”. Het woord ‘valstrikken’ wijst op alles wat iemand overkomt waardoor hij de heerschappij over zijn leven kwijt is en een gevangene van iemand of iets is geworden. God zal de goddeloze grijpen zoals een jager een wild dier onschadelijk maakt door het in een valstrik te laten lopen.

Dat de valstrikken als een regen over hen komen, geeft aan dat de middelen waardoor ze in hun handelingen worden verstrikt overvloedig zijn. Het is onmogelijk eraan te ontsnappen. Profetisch gaat het hier over het oordeel door middel van de Assyriër, de koning van het noorden, over het afvallige Israël onder de antichrist, de goddeloze bij uitstek.

God brengt hetzelfde oordeel over de antichrist en zijn goddeloze aanhang dat Hij ook over Sodom en Gomorra heeft gebracht (Gn 19:24; vgl. Op 9:17-18). Sodom en Gomorra illustreren de grootst mogelijke goddeloosheid. Het oordeel over hen illustreert de manier waarop God alle toekomstige goddeloosheid zal straffen (vgl. Dt 29:22-23; Op 14:10). Zoals Sodom en Gomorra zijn verwoest, zo zullen alle goddelozen worden omgebracht.

De verschroeiende stormwind is verwoestend. De schoonheid van de vegetatie verandert direct in verdorde planten (Gn 41:6; Js 21:1; Js 40:7-8; Jr 4:11-13). De goddelozen zullen zijn zoals de bloemen van het veld die er vandaag zijn en morgen zijn verdwenen. Dit “zal het deel van hun beker zijn”. Hiermee wordt de beker van de toorn van God bedoeld die zij zullen moeten drinken (Ps 75:9; Js 51:17; Ez 23:31-33; Mt 26:39).

De HEERE handelt zo met de goddelozen, “want” Hij “is rechtvaardig” (Ps 11:7). Dat zullen de goddelozen ervaren als Hij hen oordeelt. De rechtvaardigen ervaren dat door Zijn waardering voor hun “rechtvaardige daden”. Hij heeft hun daden lief. Dit staat tegenover Zijn haat die Hij heeft voor de goddeloze en wie geweld liefheeft.

De oprechten worden niet van voor Zijn aangezicht weggedaan, wat wel met de goddelozen gebeurt. Zij zullen integendeel “Zijn aangezicht aanschouwen” dat vol liefde naar hen kijkt. Hij kent de gevaren te midden waarvan zij zich bevinden en is daarin bij hen. In de moeilijkheden Hem zien is een grote vertroosting en versterking van het geloof. Zijn aangezicht aanschouwen wil zeggen genieten van gemeenschap met Hem, nu al en straks in de toekomende wereld (vgl. Mt 5:8).

Dit is het antwoord van David op de raad die hem in Ps 11:1 is gegeven dat hij voor het gevaar zou moeten vluchten. God is zijn Verdediger en hij vertrouwt vast op Zijn bescherming. De goddelozen hebben voor alles te vrezen, de rechtvaardige heeft voor niets te vrezen. De goddelozen zijn nooit veilig, de rechtvaardigen zijn altijd veilig. De rechtvaardigen of Godvrezenden in Ezechiël 9 krijgen een teken op het voorhoofd (Ez 9:4). De rechtvaardigen of Godvrezenden in Openbaring 9 krijgen het zegel van God aan hun voorhoofd (Op 9:4).

Copyright information for DutKingComments