Psalms 111:3

De werken van de HEERE

Met “de werken van de HEERE” (Ps 111:2) wordt alles bedoeld wat Hij heeft gedaan. Het betreft de verlossing van Zijn volk. Al die werken “zijn groot”, dat wil zeggen talrijk, wonderbaarlijk en ontzagwekkend. Ze lokken uit die te onderzoeken. Niet dat ze ten volle doorgrond of geteld kunnen worden (Jb 5:9). Dit onderzoek gebeurt “door allen die er vreugde in vinden”. Bezig zijn met Gods werken geeft vreugde, want God heeft Zijn werken met vreugde gemaakt en vindt er Zelf Zijn vreugde in.

Wie Gods werken onderzoekt, ziet dat het “daden zijn [vol] majesteit en glorie” (Ps 111:3). Het woord “daden” wijst op actie, op het verrichten van handelingen met een doel. Al Gods handelingen worden gekenmerkt door majesteit ofwel grootheid, verhevenheid en glorie ofwel heerlijkheid, luister. Zijn daden weerspiegelen die (vgl. Rm 1:19-20). Iemand die dit niet ziet, is moedwillig blind.

Zijn daden komen voort uit Zijn gerechtigheid. Zijn daden worden gekenmerkt door gerechtigheid, dat wil zeggen dat ze altijd in overeenstemming zijn met het verbond dat Hij met het volk gesloten heeft. Nooit doet Hij iets wat in strijd is met Zijn gerechtigheid. Zijn gerechtigheid is zichtbaar in Zijn verlossing van Zijn volk. Op grond van het lijden van Christus (Psalm 109) heeft God Hem opgewekt en kan Hij het gelovig overblijfsel verlossen in gerechtigheid. Omdat Zijn gerechtigheid voor eeuwig stand houdt, houden ook Zijn daden eeuwig stand. Het vrederijk, een rijk dat is gebaseerd op gerechtigheid, houdt dan ook eeuwig stand.

Veel van Zijn daden zijn “wonderen” (Ps 111:4). Wonderen zijn daden waarvan de oorsprong bovennatuurlijk is. Daarvoor heeft Hij “een gedachtenis gemaakt”. Daarbij kunnen we denken aan de feesten van de HEERE, waardoor de herinnering aan de wonderen levendig wordt gehouden. Zo is de verlossing van Zijn volk uit Egypte een wonder. Daarvoor heeft Hij de instelling van het Pascha als “een gedachtenis” gegeven (Ex 12:14). Voor ons, die gered zijn door het wonder van het kruis, heeft de Heer Jezus het avondmaal als een gedachtenismaal ingesteld (Lk 22:19).

Wonderen laten behalve de macht van God op bijzondere wijze zien dat God “genadig en barmhartig” is. Bij de viering van het Pascha denkt Gods volk eraan dat Hij hen in Zijn genade en barmhartigheid heeft verlost uit de slavernij in Egypte. Als wij de Heer Jezus in het vieren van het avondmaal gedenken, denken we eraan dat Hij Zichzelf in Zijn genade en barmhartigheid voor ons in de dood heeft gegeven.

Een bijzonder bewijs van Zijn genade en barmhartigheid heeft Gods aardse volk gezien in het “voedsel” dat Hij heeft “gegeven aan wie Hem vrezen” (Ps 111:5). We kunnen daarbij denken aan het manna dat Hij veertig jaar lang aan Zijn volk heeft gegeven toen zij in de woestijn rondzwierven. Hij heeft hun dat gegeven op grond van Zijn verbond, waaraan Hij “voor eeuwig” denkt. Daarom zal Hij Zijn volk nooit opgeven of verlaten. Hij blijft trouw aan de beloften die Hij aan hen heeft gedaan.

Nog een duidelijk bewijs van “de kracht van Zijn werken” die Hij heeft “bekendgemaakt aan Zijn volk”, is dat Hij “hun het erfelijk bezit van de heidenvolken” heeft gegeven (Ps 111:6). Om Zijn volk het aan hen beloofde land te geven heeft Hij de heidenvolken voor hen uit het land verdreven. Het land is door Hem aan hen als een erfelijk bezit gegeven. Dat is behalve een bewijs van Zijn kracht ook een bewijs van genade en barmhartigheid, want verdiend hadden ze het niet.

Copyright information for DutKingComments