Psalms 115:17

De levenden loven de HEERE

Hij, Die hemel en aarde gemaakt heeft (Ps 115:15), heeft aan beide een bestemming gegeven (Ps 115:16). Hij schept en regeert soeverein over wat Hij heeft gemaakt. Door twee keer “de hemel” te noemen wordt met nadruk gezegd dat de hemel van Hem is. Daar troont Hij. De aarde is natuurlijk ook van Hem, “maar de aarde heeft Hij aan de mensenkinderen gegeven” (Ps 115:16). Daar horen ze thuis, daar leven en werken ze en daar ligt hun toekomst.

Dat de HEERE “de aarde … aan de mensenkinderen gegeven” heeft, maakt duidelijk dat we hier op Joodse bodem staan. Het Joodse volk is een aards volk en heeft specifieke aardse zegeningen. Voor ons, christenen, is het precies andersom. God is in de Heilige Geest op aarde komen wonen (Hd 2:1-4; Ef 2:22) en wij, mensen, heeft Hij in Christus in de hemel geplaatst (Ef 1:3; Ef 2:6). Ons heeft Hij geen specifieke aardse zegeningen en de aarde gegeven. Hij heeft ons de hemel en specifieke hemelse zegeningen gegeven (Ef 1:3).

De oudtestamentische gelovigen geloven, dat zij de HEERE niet kunnen prijzen als zij gestorven zijn (Ps 115:17; Js 38:18-19). Zij weten niet dat de gestorven gelovigen leven in de tegenwoordigheid van de Heer Jezus (Lk 23:43). Voor hen is het prijzen van de HEERE verbonden met het leven op aarde. Hun verwachting is wel dat zij eens zullen opstaan en de zegen van de gemeenschap met de HEERE zullen genieten (Jb 19:25-27; Ps 17:15). “De doden” zijn zij die gedood zijn in de grote verdrukking. “Wie in de stilte neergedaald zijn”, zijn allen die in het geloof zijn gestorven.

De “wij” in Ps 115:18 zijn de levende verlosten. In verbinding met het vorige vers kunnen we ook denken aan hen die zijn opgestaan. Het loven van de HEERE gebeurt door hen die zijn opgestaan uit de doden. Dat geldt voor hen die uit de dood zullen opstaan bij de komst van de Heer Jezus. Het geldt nu al voor allen die geestelijk zijn opgestaan, die nieuw leven hebben. Daarom kan er worden gezegd dat het loven van de HEERE gebeurt “van nu aan”, dat is vanaf het moment van de definitieve verlossing, “tot in eeuwigheid”. De psalmist besluit de psalm met “halleluja”, ‘prijs de HEERE,

Zoals hiervoor al opgemerkt, zijn wij als nieuwtestamentische gelovigen, dat is als leden van de gemeente, niet met de aarde maar met de hemel verbonden. Toch behoort ons leven op aarde ook al dit grote kenmerk te hebben, namelijk dat het een voortdurende lofzang is op de heerlijkheid van de Heer Jezus (Hb 13:15; 1Pt 2:5). Wij mogen op aarde beginnen met iets dat we tot in alle eeuwigheid zullen voortzetten en dat is: de Vader “aanbidden in geest en waarheid” (Jh 4:23).

Copyright information for DutKingComments