Psalms 119:127

/ain/ Zicht op de bron

De letter ain heeft het pictogram en de betekenis van ‘oog’ of ‘bron’. ‘Oog’ heeft niet alleen de betekenis van ‘kunnen zien’, maar vooral de betekenis van ‘inzicht hebben’, ‘begrijpen’. In het Hebreeuws zijn de begrippen ‘goed oog’ en ‘boos oog’ verbonden met respectievelijk edelmoedigheid en vrekkigheid (Mt 6:22-24). God heeft een goed oog, want Hij is edelmoedig. Hij heeft Zijn eniggeboren Zoon gegeven (Jh 3:16).

Dat het oog de lamp van het lichaam is, betekent dat ons inzicht in de geestelijke dingen mede afhankelijk van onze gezindheid is. Vrekkigheid bijvoorbeeld zal ons geestelijk inzicht vertroebelen. Dit inzicht is ook nodig om een goede dienaar van de HEERE te zijn (Ps 119:122; 124; 125).

Het woord ain betekent ook ‘bron’, dat spreekt van leven. De eerste keer dat we een bron vinden in de Bijbel, is de bron Lachai-Roï, dat betekent ‘de Levende Die mij ziet’. Op die plaats vindt de HEERE Hagar (Gn 16:7-14).

De rechtvaardige kan tegen de HEERE zeggen dat hij “recht en gerechtigheid gedaan” heeft (Ps 119:121). Recht en gerechtigheid zijn het fundament van Gods troon (Ps 97:2). Dit betekent dat de psalmist zich aan het verbond van de HEERE vasthoudt. Dat verbond houdt in dat de HEERE hem nooit zal prijsgeven.

Wat hij zegt, betekent niet dat hij zonder zonde is, maar dat hij naar zijn oprechtheid de HEERE heeft gediend. Het verkeerde dat hij heeft gedaan, heeft hij beleden, zodat er niets is tussen hem en de HEERE. Op grond daarvan vraagt hij aan de HEERE hem niet aan zijn onderdrukkers – dat zijn de antichrist en zijn volgelingen (vgl. Zc 11:15-17) – over te geven. Voor zijn bewaring voor zijn onderdrukkers rekent hij niet op zijn eigen kracht, maar op de HEERE.

In Ps 119:122 gaat hij nog een stap verder. Hij vraagt aan de HEERE om borg te zijn voor zijn welzijn (vgl. Js 38:14) en de hoogmoedigen niet toe te staan hem te onderdrukken en zo zijn welzijn te verderven. Daarbij stelt hij zich weer aan Hem als “Uw dienaar” voor. Een borg is niet alleen een beschermer, maar ook en vooral een plaatsvervanger, iemand die de zaak van een ander op zich neemt en tot de zijne maakt.

Het woord ‘borg’ komt ook voor in Genesis 43 waar Juda zich borg stelt voor Benjamin (Gn 43:9; vgl. Fm 1:18). De Heer Jezus is in volmaakte zin borg voor de Zijnen omdat Hij op het kruis hun zonden op Zich heeft genomen. En ook nu Hij in de hemel is, is Hij de borg voor de Zijnen (Rm 8:34; Hb 7:22; 25).

De ogen van de rechtvaardige zijn bezweken van verlangen naar het heil, of de behoudenis, van de HEERE (Ps 119:123), dat is naar Zijn uitredding en vrede. Hij heeft daarvoor een grond en dat is de belofte van de rechtvaardigheid van de HEERE. Die rechtvaardigheid betekent dat de HEERE zal handelen op grond van het verbond. Het houdt in dat Hij het kwaad zal oordelen en het goede zal belonen. Hij zal beide doen wanneer Hij in Christus voor de tweede keer naar de aarde komt.

De psalmist vraagt als dienaar van de HEERE aan Hem om met hem te doen overeenkomstig Zijn goedertierenheid ofwel Zijn verbondstrouw (Ps 119:124). Die goedertierenheid houdt bescherming tegen zijn vervolgers in, maar ook onderwijs in de verordeningen ofwel de wegen van de HEERE. Dingen en gebeurtenissen staan nooit op zichzelf. Ze zijn altijd op de een of andere manier verbonden met Gods Woord. Daarin kunnen we leren hoe God tegen dingen en gebeurtenissen aankijkt, waardoor wij Zijn zicht erop krijgen.

Daarop sluit zijn volgende vraag aan de HEERE aan, waarin hij om inzicht vraagt (Ps 119:125). Nadrukkelijk stelt hij deze vraag als Zijn dienaar. Een dienaar – in dit couplet al voor de derde genoemd, na de Ps 119:122; 124 – vraagt naar de wil van zijn heer en voert die ook uit. Als de HEERE hem inzicht geeft, zijn verstand opent, zal hij Zijn getuigenissen met geestelijk inzicht kennen. Hier zien we dat het ontvangen van inzicht afhankelijk is van onze bereidwilligheid om Hem te dienen. Toen Simson zijn haren (=toewijding) kwijt was, raakte hij zijn ogen (=inzicht) kwijt (Ri 16:19-21).

Door het ontvangen inzicht is het voor de rechtvaardige duidelijk dat het “tijd voor de HEERE” is “om te handelen” (Ps 119:126). Het is belangrijk de tijden te kennen (vgl. 1Kr 12:32) en niet vóór de tijd te handelen (2Kn 5:26). De vraag aan de HEERE om te handelen is geen vraag van ongeduld, maar de vraag om nu op te treden omdat Zijn wet is verbroken. De wet is talloze malen verbroken, maar in de eindtijd zal dat op de meest stuitende wijze gebeuren, waardoor langer uitstel van oordeel niet meer mogelijk is. Dan is de maat van de ongerechtigheid vol (vgl. Gn 15:16) en handelt de HEERE in oordeel.

Dat zal gebeuren als het dieptepunt van afgoderij bereikt wordt, namelijk als er een mens komt in zijn eigen naam (Jh 5:43) die de plaats van God gaat innemen, namelijk de antichrist (2Th 2:4). Dit is het antwoord van de mens op de liefde van God. God in Zijn liefde zond Zijn Zoon om de plaats van de mens in het oordeel in te nemen. Daarop reageert de mens door in hoogmoed de plaats van God in te nemen (vgl. Gn 3:5).

Omdat Gods Woord inzicht geeft in de tijd van het handelen van de HEERE, heeft de Godvrezende de geboden van de HEERE lief (Ps 119:127; Ps 119:72). Zijn liefde voor die geboden gaat de liefde voor goud, ja, voor zuiver goud, ver te boven. Goud mag veel waard zijn, maar het bezit ervan is broos en tijdelijk, want het kan zo verdwenen zijn en het genot ervan stopt met de dood.

Ps 119:128 begint met ‘daarom’, dat wil zeggen dat dit vers de conclusie is van het couplet. De conclusie van de psalmist is dat al Gods bevelen waarheid zijn (Jh 17:17). Dat zijn waardering van Gods Woord zijn waardering van goud ver te boven gaat, blijkt uit zijn gehoorzaamheid eraan. Hij heeft al Gods bevelen in alles voor recht gehouden. Ze zijn de waarheid. Daartegenover heeft hij “elk leugenpad … gehaat”. De absolute maatstaf voor het verschil tussen goed en kwaad is het Woord.

Liefde voor Gods Woord betekent automatisch het haten van de leugen en elk leugenpad, dat is elk pad waarop de leugen hoogtij viert. Beide gaan onmogelijk samen (vgl. Mt 6:24). De tegenstelling van Psalm 1 tussen de rechtvaardige en de goddeloze is hier de tegenstelling tussen de psalmist die Gods Woord liefheeft en hen die het leugenpad bewandelen en het Woord van God haten.

Copyright information for DutKingComments