Psalms 119:98-100

/mem/ Verlangen naar het Woord

De letter mem heeft zowel het pictogram als de betekenis van water(golven). Aangezien water essentieel is voor het leven, is water als beeld van het Woord van God in de Bijbel altijd verbonden met reinheid en leven (Ef 5:26; vgl. Op 22:17). Het verlangen naar God is ook het verlangen naar het Woord van God. Daarom lezen we over een ‘dorst naar God’ (Ps 42:2-3). Dit couplet over het water als beeld van het Woord is dan ook opnieuw een lofzang over de liefde van de psalmist voor het Woord.

Wie de HEERE liefheeft, heeft ook Zijn wet lief (Ps 119:97). Iemand die zegt dat hij God liefheeft, maar Zijn Woord nooit leest, is een leugenaar (vgl. Jh 14:23). Wat de rechtvaardige hier zegt, is geen schijnheilige lippenbelijdenis. “Hoe lief heb ik Uw wet”, is de uitroep van iemand van wie het hart volledig naar het onderwijs van Gods Woord uitgaat.

Hij is ook niet slechts af en toe met Gods Woord bezig, maar het is “heel de dag” zijn overdenking (vgl. Ps 1:3). Zoals een schaap het gras eet en het de rest van de dag herkauwt, zo hoort Maria wat er tegen haar is gezegd en bewaart en overweegt dat in haar hart (Lk 2:19). Zo moeten we het Woord lezen en het Woord de rest van de dag overdenken. De Heer Jezus is hierin Zelf het volmaakte voorbeeld.

Wie Gods Woord zo intens liefheeft en daarover heel de dag nadenkt, is wijzer dan zijn vijanden (Ps 119:98). De wereld heeft Christus verworpen, en daardoor weet ieder die de Heer wil volgen dat de prijs van het volgen van de Heer de verwerping door de wereld is. Een gelovige moet er rekening mee houden dat hij vijanden in de wereld heeft.

Het Woord van God maakt de eenvoudigste gelovige, iemand die naar de normen van de wereld niet tot de geleerden behoort, tot een wijze (vgl. 2Tm 3:15). Hij steekt in wijsheid ver uit boven de intelligentste mensen die vijanden van God zijn. De wereld onderwerpt het Woord van God aan haar wijsheid en denkvermogen en verwerpt daarmee het Woord als de bron van wijsheid (Jr 8:9b). De gelovige onderwerpt zijn wijsheid en denkvermogen aan het Woord van God en ontvangt wijsheid die van boven komt (vgl. Jk 1:5; Jk 3:13-17; 1Ko 2:14). De wijsheid van de wereld vergaat, maar wie de wijsheid bezit die is gebaseerd op de geboden van God, heeft een eeuwige bron van wijsheid bij zich. Wat de rechtvaardige zegt, is volmaakt waar van de Rechtvaardige.

De Ps 119:98-100 beginnen in het Hebreeuws alle drie met ‘meer’. De psalmist is wijzer (meer wijs), verstandiger (meer verstandig) en heeft meer inzicht dan zijn vijanden, zijn leraars en de oudsten. Hieruit wordt duidelijk dat het hier niet gaat om intelligentie of levenservaring, maar om de leiding van God door middel van Zijn Woord. Het Woord van God geeft ons de leiding van de Heilige Geest, dat is het geheim van de wijsheid, het verstand en het inzicht van de psalmist.

Iemand die wijs is door Gods geboden, kan zonder een zweem van hoogmoed zeggen: “Ik ben verstandiger dan al mijn leraren” (Ps 119:99). Zijn verstand is door Gods Woord en Gods Geest verlicht omdat hij Gods getuigenissen tot zijn overdenking heeft gemaakt. Het gaat hier niet om leraren die door God gegeven zijn, maar om leraren die wereldse wijsheid bezitten. Door het Woord te overdenken ontvangt de psalmist de wijsheid die van boven komt (Jk 3:13-17). Hij kan met verstand spreken over de dingen van het leven waarmee anderen worstelen. Evenals de twee vorige verzen geldt dit volmaakt voor de Heer Jezus.

De rechtvaardige kan, zelfs als hij jong is, ook zonder een zweem van hoogmoed zeggen dat hij “meer inzicht dan de ouderen” heeft (Ps 119:100). De ouderen zijn hier niet de erkende oudsten van Gods volk, maar oudere personen in het algemeen met levenservaring. Die levenservaring levert echter alleen menselijke wijsheid op en niet de wijsheid die van boven komt.

De rechtvaardige zegt dit niet omdat hijzelf ineens zo wijs en verstandig is, maar omdat hij zich laat leiden door de HEERE, door Zijn Woord. Het gaat niet om het louter horen of het kennen van het Woord, maar om het bewaren en gehoorzamen ervan, het zich laten leiden door dat Woord. Een dwaas is iemand die zich niet laat leiden door de HEERE en Zijn Woord, zoals de antichrist en zijn volgelingen (Ps 14:1; Ps 53:2).

Hij heeft niet alleen Gods Woord overdacht, maar dat ook in acht genomen, dat wil zeggen dat hij ernaar heeft geleefd. Daardoor wordt zijn inzicht in alle dingen van dit leven als een licht dat elk ding in zijn ware aard en in zijn juiste verhouding tot elk ander ding laat zien. De Heer Jezus heeft als Jongen van twaalf jaar meer inzicht dan de leraren en de ouderen die zich als Zijn vijanden zullen ontpoppen (Lk 2:46-47).

Liefde voor het Woord van God, het erover nadenken, maakt wijs, verstandig en geeft inzicht (Ps 119:97-100). In de Ps 119:101-104 gaat het over de levenswandel van de psalmist onder de leiding van het Woord. Het onderhouden van het Woord betekent leiding in het leven, waardoor alle slechte paden worden gemeden.

Dit zien we bij de rechtvaardige, die zijn voeten “van alle slechte paden” heeft weerhouden (Ps 119:101; vgl. Ps 1:1). Daardoor laat hij zien dat hij zich aan Gods Woord houdt. Er zijn talloze slechte paden en er is maar één goed pad, dat is het pad dat Gods Woord aangeeft. Alle slechte paden voeren naar de dood, het ene goede pad voert naar het leven.

Dat hij zich aan Gods Woord houdt, is geen eigen prestatie. Hij wijkt niet van Gods bepalingen af omdat God hem heeft onderwezen (Ps 119:102). Er is geen leraar zoals Hij (Jb 36:22). Hij geeft het volmaakte onderwijs dat precies op de leerling is afgestemd. De algemene uitwerking van dit gezonde onderwijs in het Woord is dat het een bewarende en heiligmakende werking heeft en een verlangen naar een leven in heiligheid tot Gods eer bewerkt (vgl. 2Tm 3:16-17).

Het onderwijs uit Gods Woord is zoet voor zijn gehemelte (Ps 119:103). Het is aangenaam om in te nemen. De zoetheid ervan gaat boven de zoetheid van honing uit (vgl. Ps 19:11b; Op 10:9). Wie de zoetheid ervan heeft gesmaakt, heeft gesmaakt dat de Heer goedertieren is (1Pt 2:3; Ps 34:9). Daarom wil hij er meer van hebben.

De bevelen van de HEERE zijn de waarheid en geven inzicht in de weg van de waarheid (Ps 119:104). De gelovige die deze bevelen gehoorzaamt, krijgt inzicht in de wil van God. Het gevolg is dat hij “elk leugenpad” zal haten, want op dat pad worden de bevelen van de HEERE niet toegelaten. De slechte paden van Ps 119:101 worden hier ‘leugenpad’ genoemd, want het gaat in tegen het pad van de waarheid, het pad van het Woord van God. Het leugenpad van de zonde is een dwaalweg die naar de dood leidt. Dat weet de rechtvaardige omdat hij naar de bevelen luistert.

Copyright information for DutKingComments