Psalms 12:4

Nederlandse verzen (3-5)

De woorden van mensen

De goddelozen zijn God met hun tong ongehoorzaam (vgl. Js 57:4a). Zij vervalsen en verdraaien de waarheid (Ps 12:3). Ze zijn uit op macht en willen die aan zich trekken door vleierij, dat is het overladen van anderen met onoprechte, doortrapte complimenten. Alles mag worden gezegd, het doel heiligt de middelen. Hun lippen druipen van huichelarij (Sp 26:24-25). De bron van hun valse woorden is hun hart, want dat is “dubbelhartig”, letterlijk ‘hart en hart’. Hun hart is anders dan de indruk die ze door hun woorden geven. Ze bedoelen iets heel anders. Wat hier wordt gezegd, zien we bij Absalom (2Sm 15:1-6).

David roept tot de HEERE en spreekt een vloekwens uit om een einde aan deze vreselijke huichelarij te maken (Ps 12:4). Hij wil dat hun lippen tot zwijgen worden gebracht en wel op een radicale manier: door die vleiende lippen af te snijden, waardoor ze nooit meer gebruikt kunnen worden. Hetzelfde geldt voor hun “tong vol grootspraak” (vgl. Dn 7:8; Op 13:5). “De tong vol grootspraak” is ten diepste de tong van de antichrist (Dn 11:36a). Hun tong, waarover brallende taal naar buiten rolt, moet tot zwijgen worden gebracht en nooit meer gebruikt kunnen worden.

Dat de tong een krachtig middel is om mensen aan zich te onderwerpen (Ps 12:5), leert de geschiedenis. Velen hebben zich laten misleiden door de brallende, maar ook wel zachte, paaiende taal van machtswellustelingen. De mooiklinkende beloften om het leven beter te maken hebben mensen in hun ban gebracht. Dat daarbij God en Zijn gezag worden verworpen, juichen ze toe. Al die dwingelandij van de Bijbel, die moeten ze kwijt.

Vrijheid van meningsuiting is het hoogste goed. Je moet alles en iedereen kunnen bespotten en belachelijk kunnen maken. God en Christus moeten het daarbij natuurlijk in het bijzonder ontgelden. De smerigste, vuilste tekeningen en de meest liederlijke teksten moeten gepubliceerd kunnen worden. “Onze lippen zijn van ons! Wie is heer over ons?” De mens maakt zelf wel uit wat hij wel of niet zegt. De schildering van de goddelozen bereikt hier een dieptepunt en moet God als het ware ertoe bewegen nu in te grijpen.

Dat woorden niet onschadelijk of waardevrij zijn, leert de Heer Jezus ons. Hij zegt: “Ik zeg u echter, dat van elk zinloos woord dat de mensen zullen spreken, zij rekenschap zullen geven in [de] dag van [het] oordeel. Want op grond van uw woorden zult u gerechtvaardigd en op grond van uw woorden zult u veroordeeld worden” (Mt 12:36-37).

Copyright information for DutKingComments