Psalms 128:6

Zegen van het Godvrezende gezin

Telkens komt in de pelgrimsliederen naar voren dat God het leven van de Godvrezende juist in de sfeer van zijn gezin zegent (Ps 128:3). Dit is de vervulling van de zegen die God bij de schepping van Adam en Eva heeft toegezegd (Gn 1:27-28). In het vrederijk zal dit oorspronkelijke doel van God met het huwelijk worden verwerkelijkt, tot grote zegen voor de hele aarde (vgl. Gn 15:5; Gn 22:17; Gn 32:12).

De grote zegening van het gezin komt tot uitdrukking in de wijnstok en de olijfboom. Het tijdperk van Salomo en het vrederijk worden door deze twee bomen gekenmerkt (1Kn 4:25; Mi 4:4; Zc 3:10). De wijn is een beeld van vreugde (Ri 9:13) en de olijfboom van de kracht van de Geest (vgl. Ps 52:10). De vrouw van de Godvrezende “zal zijn als een vruchtbare wijnstok binnen” in zijn huis. Zij zal hem veel kinderen geven (vgl. Ez 19:10) en hij zal daaraan vreugde beleven. Zij zal er voor de kinderen zijn en door haar opvoeding ervoor zorgen dat de kinderen een vreugde in zijn huis zijn.

Rondom een olijfboom komen een heleboel jonge olijfbomen op, afkomstig van de wortelscheuten. Zo zullen “kinderen … zijn als jonge olijfbomen” (vgl. Ps 52:10). Het zijn nog “jonge” olijfbomen. Ze moeten nog groeien ofwel opgevoed worden. Daarvoor zitten ze “rondom uw tafel”. Een tafel is een beeld van gemeenschap, van samen genieten van hetzelfde. Daar zal de vader hen onderwijzen over het leven tot eer van God (vgl. Ef 6:1-4).

Met de oproep “zie” (Ps 128:4) wijst de psalmist op de man die hij in de voorgaande verzen heeft beschreven. Hij zegt als het ware: ‘Kijk naar die man, hoe hij samen met zijn kinderen aan tafel zit en samen met hen van de vrucht van de inspanning van zijn handen eet. Dit huiselijke tafereel, dat wordt gekenmerkt door een vreugdevolle gemeenschap, is de geweldige zegen die de man ontvangt “die de HEERE vreest”.

Behalve de zegen die in het heden wordt genoten, is er ook de belofte van zegen in de toekomst (Ps 128:5). De zegen komt vanuit Sion, het heiligdom waar God woont en vanwaar de genade naar Zijn volk stroomt. De priesterlijke zegen van Numeri 6 komt nu ook over de gewone Israëlieten (Nm 6:24). Zij die de HEERE vrezen, leven in overeenstemming met het verbond met de HEERE. Daarom zullen zij zeker de zegen van het verbond ontvangen (Lv 26:1-9; Dt 28:1-14). Dat zijn precies de zegeningen die we in Psalm 127 en Psalm 128 vinden.

Daarbij komt nog dat hij het goede van Jeruzalem zal zien, wat inhoudt dat hij zal delen in de vrede van Jeruzalem. De Godvrezende zal de zegenrijke regering van de Messias vanaf Zijn troon ervaren. Deze zegen duurt “al de dagen” van zijn leven in het vrederijk voort.

Hij zal “de kinderen” van zijn “kinderen zien” (Ps 128:6; vgl. Js 59:21), wat inhoudt dat hij een talrijk en gelukkig nageslacht zal zien. Zij zullen in het vrederijk het land bevolken. De psalmist besluit dan ook dit drietal psalmen af met de wens dat er “vrede over Israël”, dat is het hele volk van de twaalf stammen, zal zijn, zoals hij ook de voorgaande twee drietallen psalmen heeft afgesloten (Ps 122:8; Ps 125:5).

Er kan geen vrede voor het volk zijn als er in de gezinnen geen vrede van de Heilige Geest aanwezig is. Zo is het ook in de gemeente. De gezinnen zijn een gemeenschap en vormen de bouwstenen van de gemeente. Wat daar wordt gedeeld, kenmerkt de gemeente.

Copyright information for DutKingComments