Psalms 132:5

Inleiding

Nu de basis van de gemeenschap met de HEERE op grond van de grote Verzoendag is gelegd (Psalm 131), heeft het overblijfsel de juiste gezindheid om tot de HEERE te naderen (Psalm 132). Als gevolg daarvan wordt de aandacht gevestigd op de plaats die de HEERE heeft uitgekozen om daar Zijn Naam te vestigen (Dt 12:5).

Het gelovig overblijfsel van de twaalf stammen heeft nu ook de juiste gezindheid om de HEERE te vragen om de verlangens van David te vervullen. De tempel in Jeruzalem wordt herbouwd (Ezechiël 40-43). De sjechina, de wolk van Gods tegenwoordigheid, het zichtbare symbool van Zijn aanwezigheid, keert terug naar Jeruzalem (Ez 43:1-5). Dan gaat in vervulling waarover Haggaï heeft geprofeteerd: “De toekomstige heerlijkheid van dit huis zal groter zijn dan de vorige, zegt de HEERE der heerscharen” (Hg 2:10).

Na Psalm 131 is de pelgrim niet meer met zichzelf bezig, maar alleen nog met het huis van God (Psalm 132), de gemeenschap met zijn medepelgrims (Psalm 133) en de aanbidding van God in Zijn huis (Psalm 134). Hij denkt in Psalm 132 aan de oorsprong van het huis, waar hij wil zijn omdat de HEERE daar woont.

Psalm 132 laat Christus, de Zoon van David, zien als de Koning Die het huis van God gaat bouwen. Psalm 133 laat Christus zien als de Priester Die de Heilige Geest laat werken in het overblijfsel, met als gevolg dat de vijandschap tussen het tweestammenrijk en het tienstammenrijk voorgoed voorbij is.

De bouw van het huis van God staat in verbinding met twee koningen die gezamenlijk naar Christus wijzen: David, een beeld van de lijdende Christus, en Salomo, een beeld van de verheerlijkte Christus. David had de wens om het huis voor de HEERE te bouwen, Salomo kreeg de opdracht en de macht om dat te doen.

Indeling van de psalm

De indeling van Psalm 132 is opmerkelijk. De tweede helft van de psalm is namelijk precies de tegenhanger van het eerste deel ervan:

A David heeft de HEERE gezworen (Ps 132:2)

--B Wat David heeft gezworen (Ps 132:3-5)

----C Plaats voor de ark gezocht (Ps 132:6-7)

------D Gebed voor een rustplaats (Ps 132:8)

--------E Gebed voor priesters en gunstelingen (Ps 132:9)

----------F Gebed voor de gezalfde (Ps 132:10)

A De HEERE heeft David gezworen (Ps 132:11a)

--B Wat de HEERE heeft gezworen (Ps 132:11b-12)

----C Plaats voor de ark gekozen (Ps 132:13)

------D Rustplaats vastgesteld (Ps 132:14-15)

--------E Belofte voor priesters en gunstelingen (Ps 132:16)

----------F Beloften aan de gezalfde (Ps 132:17-18)

De Ps 132:2-10 spreken over wat David wilde doen voor de HEERE; de Ps 132:11-18 spreken over wat de HEERE voor David zal doen. Alles wat in de eerste helft wordt gebeden op grond van de eed van David, wordt in de tweede helft beantwoord op grond van de eed van de HEERE.

Het doet denken aan de belofte van de HEERE aan David aangaande de tempelbouw. David wilde een huis voor de HEERE bouwen, maar de HEERE antwoordde dat Hij een huis voor David zal bouwen. Deze belofte is zo belangrijk, dat de HEERE deze met het zweren van een eed heeft bevestigd (Ps 132:11; Ps 89:4-5; 2Sm 7:11).

De psalm is hoogstwaarschijnlijk van Salomo. De Ps 132:8-10 komen namelijk overeen met enkele verzen uit het gebed dat Salomo bij de inwijding van de tempel bidt (2Kr 6:41-42). Salomo, de zoon van David, is een voorafschaduwing van de grote Zoon van David, Die gezegd heeft: “Zie, meer dan Salomo is hier!” (Mt 12:42). Hij is de Zoon van David Die Koning zal zijn in het vrederijk.

We horen hier de stem van de Geest van de profetie Die in de eindtijd in het gelovig overblijfsel werkzaam is. Zij zien uit naar de vervulling van de beloften van God aan David. Die beloften bevatten vooral de eeuwige heerschappij van het geslacht van David, dat is Christus, en de aanbidding van God in gerechtigheid in Sion. In deze psalm worden zo het koningschap en het priesterschap van de Heer Jezus op bijzondere wijze met elkaar verbonden. In de Messias zal alles van deze psalm vervuld worden.

We zien het overblijfsel van de twaalf stammen op weg gaan naar het huis van God. Daarbij nemen ze de woorden van deze psalm op de lippen. Het zijn de dagen die het herstel van het volk als Gods volk inluiden. Daarbij verwachten ze een spoedige vervulling van de belofte dat God in de Messias Zijn plaats te midden van hen zal innemen op de plaats die Hij heeft uitgekozen om daar Zijn Naam te vestigen.

Een woning voor de HEERE

Dit “pelgrimslied”, het dertiende, begint met het gebed tot de HEERE om te (ge)denken “aan David, aan al zijn lijden” (Ps 132:1). “Denk” is geen nauwkeurige vertaling. “Gedenk” is beter. Het Hebreeuwse woord is niet slechts ‘denken aan iets’ of ‘iets herinneren’, maar ‘handelen vanwege het denken aan iets’. Gedenken is een activiteit van de hele persoon.

De bidder denkt niet aan de moeitevolle wegen die David is gegaan, maar aan al zijn inspanningen om voor God een woonplaats te bouwen (1Kr 22:14). Dat blijkt uit de volgende verzen. Bij al zijn omzwervingen en al zijn strijd heeft hij steeds dit doel voor ogen gehad. Als een man naar Gods hart (1Sm 13:14) heeft hij er altijd naar gezocht om de HEERE te behagen. Daarom had hij ook het sterke verlangen om voor Hem een huis te bouwen. Hetzelfde verlangen als koning David heeft gehad, hebben alle teruggekeerde stammen, dat is het overblijfsel van Israël.

Dit is volmaakt waar van de grote Zoon van David, de Heer Jezus, Die door Zijn lijden de gemeente tot stand heeft gebracht, waarin Hij en God nu wonen. Het lijden van de Heer Jezus mag ook voor ons de aanleiding zijn om God te smeken voor wat nu Zijn huis is: de gemeente van de levende God (1Tm 3:15). Ons gebed mag zijn dat Hij bij hen die als Zijn huis samenkomen een plaats van rust vindt.

David heeft met het oog op een woonplaats voor God “de HEERE gezworen” en een “gelofte” gedaan aan “de Machtige Jakobs” (Ps 132:2). Jakob spreekt over “de handen van de Machtige van Jakob” in de zegen die hij over Jozef uitspreekt (Gn 49:24; vgl. Js 49:26; Js 60:16). Het is een van de drie titels van de HEERE in verbinding met de aartsvaders: Hij is het schild van Abraham (Gn 15:1), de Gevreesde van Izak (Gn 31:42; 53) – dat wil zeggen dat Izak God vreesde ofwel ontzag voor Hem had (Gn 27:33) – en hier de Machtige van Jakob.

Door deze naam verbindt de machtige God Zich met de zwakheid van Jakob, in wie hier het hele volk, alle twaalf stammen, in zijn zwakheid wordt voorgesteld. Deze naam wordt ook nog in Ps 132:5 genoemd. Het benadrukt dat al dit streven naar het zoeken van een plaats voor God om te wonen, in zwakheid gebeurt, maar door Zijn macht tot resultaat voert. Het wijst er tevens op dat Zijn macht elke tegenstand uitschakelt die dit voornemen wil verhinderen.

Op welk moment in zijn leven David zijn eed heeft gezworen, staat niet in de Schrift. Mogelijk heeft hij dat gedaan in de periode dat hij koning is geworden. Hij heeft toen een prachtig paleis voor zichzelf gebouwd, terwijl de ark van de HEERE in een eenvoudige tent stond (2Sm 7:2). David is in zijn inzet om een woonplaats voor God te zoeken een beeld van de Heer Jezus, Die van Zichzelf zegt, dat de ijver voor Gods huis Hem heeft verteerd (Jh 2:17; Ps 69:10).

De kracht van zijn verlangen blijkt uit wat hij zegt: “Nee, ik ga mijn tent, mijn huis, niet binnen, ik leg mij op de rustbank, mijn bed, niet neer; ik gun mijn ogen geen slaap, mijn oogleden geen sluimer, totdat …” (Ps 132:3-5). Dat wil zeggen dat David zichzelf de luxe van rust en comfort niet gunt, totdat de ark van de HEERE zijn plaats van rust heeft gekregen.

Hij zal niet tevreden zijn hoofd ergens te ruste leggen, voordat hij dit verlangen heeft verwezenlijkt. Dit komt overeen met het verlangen van God Zelf om een plaats te hebben waar Hij Zijn Naam vestigt en waarvan Hij wil dat Zijn volk daarnaar vraagt en zoekt (Dt 12:5; 11; 14; 18; 21; 26). God wijst David die plaats aan (2Sm 24:18-25; 1Kr 22:1). De uitdrukking ‘plaats’ in Ps 132:5a is parallel met ‘woning’ in Ps 132:5b, dat wil zeggen dat het een plaats is om er te wonen.

In de dagen van Saul is er niet naar de ark gevraagd (1Kr 13:3). Twintig jaar is de ark in Kirjath-Jearim, in het huis van Abinadab (1Sm 7:1-2). David begint ernaar te vragen. Wanneer hij en zijn mannen, “wij”, in Efratha zijn, “in de velden van Jaär”, horen ze over “hem” (Ps 132:6). De ark wordt niet bij name genoemd. De psalmist spreekt over ‘hem’ in de veronderstelling dat een ieder wel zal weten waarover hij spreekt. De terugkeer van de ark van het verbond na de ‘Ikabod’-periode (vgl. 1Sm 4:21-22) is een verwijzing naar de terugkeer van de sjechina, dat is de wolk van Gods tegenwoordigheid, het zichtbare symbool van Zijn aanwezigheid, naar Jeruzalem (Ez 43:1-7).

Als David koning is, gaat hij de ark uit het huis van Abinadab ophalen (2Sm 6:2-3). Dat doet hij eerst niet op de goede manier. Dan komt de ark in het huis van Obed-Edom. Na drie maanden haalt hij daar de ark op en brengt hem op de door God voorgeschreven manier naar Sion (2Sm 6:4-17).

Op de plaats waar David de ark heeft gebracht, dat is in “Zijn woning” (Ps 74:7; Ps 76:3; Ps 84:2; Ps 132:5; 13), de woning van God, wil het volk binnengaan om God te aanbidden (Ps 132:7). Historisch gebeurt dat wanneer David en het volk de ark brengen naar de tent die hij ervoor heeft gespannen (2Sm 6:17). De ark als “de voetbank van Zijn voeten” wijst erop dat God op de ark Zijn rust heeft. De voetbank is een deel van de troon waarop de voeten van de koning rusten. Het is een teken van zijn grote macht (Ps 110:1). Het is ook de plek om dicht bij de koning te komen en voor hem neer te buigen. Dichter bij een koning komen is niet mogelijk.

Als we eraan denken dat de ark een prachtig beeld is van de Heer Jezus, zien we dat Gods volk een plaats van rust zoekt en vindt voor de Heer Jezus. Die plaats van rust is in onze tijd daar, waar de gemeente als huis van God samenkomt. Dit gebeurt overal waar men, al is het maar met twee of drie, tot de Naam van de Heer Jezus samenkomt (Mt 18:20; 1Tm 3:15). Tegelijk is de Heer Jezus ook de ‘plaats’ van rust voor God (Ko 2:9). Nergens anders kan God op aarde rust vinden dan alleen in de Heer Jezus. Alle rust op aarde is in Hem verenigd en wordt door Hem doorgegeven aan hen die op Hem vertrouwen.

Copyright information for DutKingComments