Psalms 132:8

Gebed van Gods Gezalfde

Ps 132:8 is de enige vermelding van “de ark” in Psalmen. Dat gebeurt in verbinding met het toekomstige herstel van de tempel in Jeruzalem, de plaats die de HEERE heeft uitgekozen om daar Zijn Naam te vestigen. Daardoor zal de nieuwe naam van Jeruzalem voortaan Jahweh Shammah zijn, dat betekent ‘de HEERE is aldaar’ (Ez 48:35b). De ark spreekt van de tegenwoordigheid van de HEERE. De HEERE Zelf zal in Sion wonen, en daarom zal de ark niet meer nodig zijn (Jr 3:16).

Nu de woonplaats voor de ark is gevonden (Ps 132:6), wil David de ark erheen brengen en hem weer tot middelpunt van de dienst aan de HEERE maken. Dat doet hij biddend. Zijn gebed betreft drie verzoeken. Het eerste verzoek is in Ps 132:8 en betreft de rustplaats voor de HEERE en Zijn ark. Dit wordt verhoord in Ps 132:14. Het tweede verzoek is in Ps 132:9 en betreft de priesters. Dit wordt verhoord in Ps 132:16. Het derde verzoek ten slotte is in Ps 132:10 en betreft de Zoon van David. Dit wordt verhoord in de Ps 132:17-18.

David maakt in zijn gebed gebruik van woorden die Mozes heeft gesproken (Nm 10:35). Mozes heeft dat gedaan met het oog op het optrekken van de ark, want als de HEERE met hen gaat, worden alle hindernissen weggenomen en alle vijanden verslagen (vgl. Ps 68:2). De Godvrezende vraagt hier aan de HEERE om op te staan en naar Zijn rustplaats te gaan.

De woorden van dit gebed worden ook door Salomo uitgesproken bij de inwijding van de tempel (2Kr 6:41-42). De HEERE “en de ark van Uw macht” worden in één adem genoemd. De ark symboliseert zowel de HEERE Zelf als Zijn macht.

De priesters die dienst doen bij de ark, moeten “bekleed worden met gerechtigheid” (Ps 132:9). Zij zullen niet goddeloos handelen zoals de zonen van Eli dat hebben gedaan, die daardoor het oordeel van God over zich hebben gehaald (1Sm 2:11-17; 30-34). De kleding van gerechtigheid symboliseert de waardigheid en waarachtigheid van de priesters om in de tegenwoordigheid van de HEERE naar Zijn welgevallen Hem te dienen.

Het offer zal niet worden veracht, maar geëerd en met blijdschap en dankbaarheid door Gods “gunstelingen” worden gebracht. De “gunstelingen” zijn de chasidim, de getrouwen, zij die trouw zijn aan het verbond. Het woord chasidim is afgeleid van chesed, dat is goedertierenheid ofwel de trouw van God aan Zijn verbond.

“Bekleed worden met gerechtigheid” betekent ten diepste dat de priesters de kenmerken en de heerlijkheid van de HEERE weerspiegelen. Dat betreft niet alleen Zijn heiligheid, maar ook Zijn genade en barmhartigheid. Dat is de betekenis van de kleding van de priesters die in Exodus 28 wordt beschreven. Ook de bruid van Christus wordt bekleed “met blinkend, rein, fijn linnen, want het fijne linnen zijn de gerechtigheden van de heiligen” (Op 19:8). Hier betekent “de gerechtigheden” de rechtvaardige daden die de bruid uit liefde voor de Bruidegom heeft gedaan.

Het eerste deel van dit lied besluit met de vraag dat de HEERE het gebed van de vorige twee verzen niet zal afwijzen (Ps 132:10). Het gebed van de Ps 132:1-2 wordt tijdelijk onderbroken in de Ps 132:3-9 waarin de achtergrond van het gebed wordt gegeven. Daarna wordt hier in Ps 132:10 de draad weer opgepakt. De psalmist, door God gezalfd, doet voorbede op grond van de eed van de HEERE aan David. De eed van de HEERE is het antwoord op de eed van David in de Ps 132:3-5 en op wat David als dienaar van de HEERE heeft gedaan om een rustplaats te zoeken voor Hem.

Het is “het gebed van Uw gezalfde”. Het maakt voor God alles uit wie bidt. Zijn gezalfde is hier de gezalfde zoon van David; profetisch is het Christus, de grote Zoon van David. Het is een gebed “omwille van David, Uw dienaar”. David is de man naar Gods hart, aan wie Hij de belofte van zijn grote Zoon heeft gedaan, Die eeuwig op Davids troon zal zitten. Een gebed met die verwijzingen – naar Zijn Zoon en naar Zijn beloften – kan God nooit afwijzen.

De Heer Jezus is op drie manieren de Gezalfde: 1. toen Hij op aarde was, 2. nu Hij in de hemel is en 3. binnenkort als Hij weer op aarde komt, dan om te regeren.

1. Hij is met de Heilige Geest gezalfd aan het begin van Zijn openbare dienst in Israël (Mt 3:16).

2. Hij is de Christus, dat betekent Gezalfde. Na Zijn kruisdood en Zijn opstanding is Hij opgevaren naar de hemel en heeft Zich gezet aan Gods rechterhand. Daar heeft God ”Hem zowel tot Heer als tot Christus” gemaakt (Hd 2:36).

3. In Psalm 45 wordt Hij gezalfd bij het aanvaarden van Zijn koningschap, wanneer Hij gaat zitten op de Messiaanse troon (Ps 45:8; Hb 1:9).

Over dat laatste gaat het hier in Psalm 132. We vinden hier de Zoon van David, gezalfd en daarmee verklaard als de Koning-Messias. Hij bidt hier als Zoon van David tot God op grond van wat de HEERE gezworen heeft aan David.

Copyright information for DutKingComments