‏ Psalms 135:10

God verlost Zijn volk

God is niet alleen groot in Zijn macht over de schepping en de natuur, Hij is ook groot als Hij Zijn macht gebruikt om Zijn volk te verlossen. Dat volk heeft Hij uitgekozen om Zijn volk te zijn, opdat ze Hem zullen dienen. De verlossing van het overblijfsel van Israël in de toekomst wordt nu beschreven in de taal van de verlossing uit Egypte.

De verlossing uit Egypte is een voorafschaduwing van de komende verlossing. Bij de verlossing uit Egypte ligt de nadruk op de dood van de eerstgeborenen (Ps 135:8), en vanaf Ps 135:10 op de dood van de vijandige koningen. Bij de toekomstige verlossing gaat het om het verdrijven van de antichrist en het verslaan van de koningen van de volken.

In hun verlossing uit Egypte is God met groot machtsvertoon te werk gegaan. Het grootste machtsvertoon wordt eerst genoemd, dat is Zijn macht over leven en dood. Voor de bevrijding van Zijn volk heeft Hij de macht van de vijand gebroken door “de eerstgeborenen in Egypte, van de mens af tot het vee toe” te treffen met de dood (Ex 11:5; Ex 12:29). Het is het hoogtepunt van de tien plagen over Egypte, het hoogtepunt van de tekenen en wonderen voor Gods volk. Egypte wordt daardoor in het hart getroffen.

Hij heeft dit opperste machtsvertoon laten voorafgaan door “tekenen en wonderen in uw midden, Egypte” (Ps 135:9; Ps 105:27-36). De psalmist richt zich midden in zijn betoog ineens tot Egypte, zozeer is hij betrokken bij wat God heeft gedaan en daarvan onder de indruk. De farao en al zijn dienaren hebben in de tekenen en wonderen die in hun midden zijn gedaan de macht van God moeten erkennen.

De Israëlieten hebben hun bestaan te danken aan de verlossing uit Egypte door de HEERE. Daarom wordt dit steeds herhaald (vgl. Ps 78:51; Ne 9:10). De gelovigen van de nieuwtestamentische bedeling beseffen dat zij hun bestaan te danken hebben aan de verlossing door de Heer Jezus op het kruis van Golgotha. Daarom wordt er ook met regelmaat over hun verlossing gesproken (vgl. Gl 2:20; Ef 1:7; Op 1:5b).

Nadat Hij Zijn volk uit de slavernij van Egypte heeft bevrijd, heeft Hij hen niet aan henzelf overgelaten. Op hun reis door de woestijn “versloeg Hij vele volken en doodde Hij machtige koningen” (Ps 135:10; Dt 7:1) die hun de weg naar het beloofde land wilden versperren.

De eerste verlossing van Israël is hun verlossing uit de macht van de valse koning, de farao van Egypte. De eerste verlossing in de toekomst is uit de macht van de valse koning van Israël, de antichrist. De laatste verlossing van Israël, voordat het volk het beloofde land intrekt, is van vijandige machten in het Overjordaanse, dat is de woestijnzijde van de Jordaan. De laatste verlossing van vijandige machten in de toekomst, vlak voor het vrederijk, is ook in het Overjordaanse, namelijk van de macht van de vijandige volken in Edom (Js 63:1-6).

God doodde “Sihon, de koning van de Amorieten, en Og, de koning van Basan” en versloeg “al de koninkrijken van Kanaän” (Ps 135:11; Nm 21:21-26; 33-35; Dt 2:30-33; Dt 3:1-6). Sihon en Og worden bij name genoemd. Het verslaan van deze koningen wordt uitvoerig in Jozua 12 beschreven (Jz 12:1-6). Het zijn de eerste vijandige volken van wie God tegen Zijn volk zegt dat zij hun gebied moeten veroveren en in bezit moeten nemen. Van de rest van de koningen, “al de koninkrijken”, worden in Jozua 12 alleen de namen genoemd met aan het einde de vermelding “in totaal eenendertig koningen” (Jz 12:9-24).

Nadat God zo in macht en majesteit de weg voor Zijn volk heeft gebaand, heeft Hij het land van de vijandige volken “als erfelijk bezit, als erfelijk bezit aan Zijn volk Israël” gegeven (Ps 135:12; Dt 4:38; Ps 111:6). Het erfelijk bezit bestaat zowel uit het bezit van het land aan de oostzijde van de Jordaan (Dt 3:12) als uit het bezit van het land Kanaän.

Copyright information for DutKingComments