Psalms 138:1

Inleiding

Het overblijfsel heeft in hun nood – dat is tijdens de ballingschap van Psalm 137 – tot de HEERE geroepen, en de HEERE heeft het gebed verhoord (Ps 138:3). Daarover breken ze uit in gejubel (Ps 138:1), want de HEERE heeft hun kracht gegeven (Ps 138:3b; 7) om terug te keren naar het beloofde land. We vinden hier dankzegging van het terugkerende overblijfsel in verband met de goedertierenheid, de verbondstrouw, van de HEERE.

Dankzegging voor verlossing

Dit is een psalm “van David” (Ps 138:1a), de eerste van een groep van acht psalmen die door hem zijn gedicht (Psalmen 138-145). Hij zegt tegen God: “Ik zal U loven met heel mijn hart” (Ps 138:1b). Zijn hart is vol lof voor God. Er is in zijn hart geen plaats voor andere goden of wat dan ook (vgl. Ps 9:2). Hij geeft openlijk uiting aan zijn lof, want, zo zegt hij, “in de tegenwoordigheid van de goden zal ik voor U psalmen zingen”.

De goden zijn de dragers van een gezag dat hun door God is gegeven, zoals aardse vorsten, maar ook hemelse machthebbers. Hier gaat het om de hemelse machthebbers (vgl. Ps 95:3). Vanaf Ps 138:4 vinden we de aardse machthebbers. Wat we hier hebben, is vergelijkbaar met wat de gemeente van het Nieuwe Testament doet (Ef 3:10).

Hij buigt zich neer in de richting van “Uw heilig paleis” (Ps 138:2). Dat kan de tabernakel zijn, de woonplaats van God, want de tempel was er nog niet, maar het is in elk geval ook de hemelse woning van God. Dit wordt ondersteund door het feit dat David de HEERE psalmen zingt ten aanschouwen van de goden (Ps 138:1). Het ziet profetisch op de tempel die nog gebouwd zal worden in het vrederijk.

In die houding van aanbidding voor God looft hij Gods Naam. God heeft Zijn heerlijke Naam op bijzondere wijze getoond in Zijn “goedertierenheid en … trouw”. Gods goedertierenheid staat in verbinding met het handelen van de HEERE op grond van Zijn verbond. Zijn trouw houdt de zekerheid in dat Hij nooit van Zijn verbond zal afwijken.

Uit Zijn handelen ten gunste van David is de waarde van “Uw belofte”, dat is Zijn Woord, gebleken. Dat is te zien in de uiting van “Uw Naam”, dat is alles wat Hij is. Zijn Woord maakt Zijn Naam bekend (vgl. Ps 56:5; 11). Zo heeft Hij Zich aan David bekendgemaakt in trouwe goedertierenheid. Door te doen wat Hij heeft beloofd, waar Hij als het ware Zijn woord op heeft gegeven, heeft Hij Zijn belofte of Zijn Woord groot gemaakt.

De kenmerken van het overblijfsel zijn het Woord en het gebed: er is bij hen zowel vertrouwen op het woord van Gods belofte (Ps 138:2) als afhankelijkheid die tot uiting komt in het aanroepen van de hulp van de HEERE (Ps 138:3). Zowel de beloften van de HEERE als de verhoring van de gebeden van het overblijfsel zijn gebaseerd op het bloed van het nieuw verbond, het bloed van Christus.

De trouw aan Zijn belofte is gebleken toen de psalmist riep, want toen heeft God hem verhoord (Ps 138:3). Daarbij zijn niet alleen het lijden en de nood weggenomen, maar door de verhoring is hij ook door God versterkt met kracht in zijn ziel.

De Heer Jezus is het vleesgeworden Woord (Jh 1:14). In Hem zijn alle beloften van God ja en amen (2Ko 1:19-20). Wat we ook van God krijgen, het is alles door en in verbinding met de Zoon Die Mens is geworden.

Copyright information for DutKingComments