Psalms 138:5

Koningen loven God

David zegt dat “alle koningen van de aarde” de HEERE zullen loven (Ps 138:4). Daarvan is hij zeker omdat ”zij de woorden uit Uw mond” zullen horen. De woorden hij bedoelt, zijn de woorden die God heeft gesproken over Zijn volk, de beloften die Hij aan hen heeft gedaan. Zij zullen zien dat God alles wat Hij over Zijn volk heeft gezegd, zal vervullen. Dan kunnen de koningen van de aarde niet anders doen dan Hem loven (vgl. Ps 68:32-33; Ps 102:16-18; Js 49:23).

Dat God Zijn woorden vervult, zal blijken uit de wegen die Hij met Zijn volk en alle volken gaat (Ps 138:5). In die wegen openbaart Hij Zijn heerlijkheid, een heerlijkheid die groot is. Als de koningen van de volken dat zien, zullen ze daarover zingen. Ze zullen erkennen dat de heerlijkheid van de HEERE groot is en dat hun aardse heerlijkheid daarbij totaal verbleekt. We zien in deze beide verzen de uitwerking van Zijn woorden en Zijn wegen op de koningen van de aarde omdat daarin Zijn grote heerlijkheid zichtbaar wordt.

De Ps 138:4-5 laten zien dat de HEERE “verheven” is (Ps 138:6). Dat betekent niet dat Hij geen oog heeft voor de nederige (Ps 72:12-14), wat bij aardse heersers vaak wel het geval is. Zijn aandacht en zorg gaan naar hen uit. Daarbij moet de hoogmoedige niet menen dat hij aan Gods aandacht ontsnapt. God kent hem van verre, wat wil zeggen dat Hij zijn plannen tegen Zijn volk kent, terwijl hij ze bedenkt. “God weerstaat hoogmoedigen, maar nederigen geeft Hij genade” (Jk 4:6; 1Pt 5:5).

Copyright information for DutKingComments