Psalms 139:16

God, de Formeerder van het leven

God kent alles en is overal omdat Hij alles heeft geschapen. Hij kent ook de mens omdat Hij de mens heeft geschapen. Voor de gelovige komt daar de geweldige bemoediging bij dat God hem in genade kent. Het woord “want” (Ps 139:13) geeft aan dat nu de verklaring van het voorgaande komt. Natuurlijk weet God alles van mij, natuurlijk is God overal waar ik ben, want Hij is mijn Maker. De HEERE is niet alleen de almachtige Schepper van hemel en aarde, Hij is ook mijn Schepper, Hij heeft mij gemaakt. Daarom kent Hij mij door en door en begeleidt Hij mij op mijn wegen, tot de dood en opstanding toe (Ps 139:18).

Bij de beschrijving van zijn eigen schepping begint David met zijn “nieren”. De nieren zijn het meest innerlijke van de mens. Ze worden verbonden met de overleggingen die een mens heeft. God toetst de nieren (Jr 11:20; Jr 17:10; Jr 20:12; Kl 3:13; Op 2:23) om te zien of zijn geweten rein is of niet. Ze worden ook wel gezien als een symbool van de wijsheid, het niet-materiële, emotionele en geestelijke deel van de mens (Jb 16:13; Jb 19:27; Jb 38:36; Ps 7:10b; Ps 16:7; Ps 26:2; Ps 73:21; Sp 23:16).

Daarna spreekt hij erover dat God “mij” in de duisternis van “de schoot van mijn moeder geweven” heeft. Die diep verborgen, duistere plaats is licht voor Hem. Daar heeft God hem kunstig ‘samengesteld’. Hij heeft alle delen harmonieus met elkaar verbonden. Daarom heeft Hij volmaakte kennis van de mens en is er niets in de mens dat Hij niet kent. Hij heeft het allemaal Zelf aangebracht op precies die plaats die Hij wilde en met die functie die Hij eraan heeft gegeven. Hij heeft er één geheel van gemaakt, waarbij elk ‘onderdeel’ het andere ‘onderdeel’ ondersteunt.

Hoewel David niet de medische kennis van het ontstaan van het menselijk leven en lichaam bezat die wij bezitten, looft hij God omdat hij “ontzagwekkend wonderlijk gemaakt” is (Ps 139:14). Zoals al Gods werken wonderlijk zijn, zo is hij dat ook. Hij is er diep van overtuigd – “mijn ziel weet dat zeer goed” – dat God met hem een persoonlijk plan heeft. Dit mag ieder van de Zijnen weten en met zekerheid zeggen (vgl. Ef 2:10).

Toen David in het verborgene gemaakt werd, was geen van zijn “beenderen” voor God verborgen (Ps 139:15). Ze maken een wezenlijk deel uit van zijn lichaam. De beenderen geven stevigheid aan het lichaam. Samen met de spieren zorgen zij dat het lichaam kan bewegen. God had bij het maken van de beenderen in de mens geen lamp nodig. Hij heeft zonder licht in het donkere verborgene een kunstwerk geborduurd omdat Hij als licht in het verborgene aanwezig is. “De laagste plaatsen van de aarde” is een dichterlijke omschrijving voor “het verborgene”. Het benadrukt dat het om de meest verborgen plaatsen gaat, iets wat met geen mensenoog te zien is (vgl. Jb 28:7).

In Ps 139:16 spreekt David over de ogen van God die zijn embryo, zijn “ongevormd begin” gezien hebben. Hij heeft alle “dagen dat zij gevormd werden, toen er nog niet één van hen bestond”, in Zijn “boek beschreven”. Zijn naam staat geschreven in het boek van het leven van het Lam Dat geslacht is (Op 13:8). God beschrijft van tevoren hoe een mensenleven verloopt (vgl. Jr 1:5). Voor Hem is niet alleen de duisternis als het licht (Ps 139:12), ook de toekomst is voor Hem als het heden.

God kende onze gedachten, lang voordat wij aan Hem dachten (Ps 139:2), maar Hij heeft Zelf ook gedachten (Ps 139:17). Dit gaat verder dan de wonderen van Gods alwetendheid en alomtegenwoordigheid en hoe Hij alles heeft gemaakt. Het gaat over de gedachten van God die achter Zijn werken schuilgaan (vgl. Ps 40:6). Die zijn voor de gelovige “kostbaar”, hoewel hun aantal zijn denken volledig te boven gaat. De HEERE doorgrondt de psalmist door en door, terwijl voor de psalmist de HEERE ondoorgrondelijk is.

Gods gedachten zijn ontelbaar, nog ontelbaarder “dan [korrels] zand” (Ps 139:18; vgl. Gn 22:17; Gn 32:12; Hb 11:12). Dit veroorzaakt geen twijfel, maar geeft volkomen rust. De Godvrezende valt met de gedachte aan God in slaap. In de Ps 139:13-16 gaat het over de zwangerschap, toen de psalmist nog in de buik van zijn moeder was, vóór zijn geboorte. In Ps 139:18 gaat het over de situatie na de dood. Als hij straks, na de dood, zou ontwaken, dan is hij nog steeds bij de HEERE.

Copyright information for DutKingComments