Psalms 139:21-22

God zal oordelen

Wie, zoals David en zoals iedere Godvrezende, met God verbonden is en vanuit die verbinding leeft, is zich bewust van de radicale scheiding tussen hem en de goddelozen. Hij zal God vragen “de goddeloze” om te brengen (Ps 139:19). Hij zal tegen de “mannen van bloed” zeggen dat ze van hem weg moeten gaan (vgl. Sp 29:10). Bij deze mensen is geen enkel respect voor het leven waarvan David zo diep onder de indruk is gekomen.

Zij zijn erop uit om Gods plannen te dwarsbomen en de uitvoering ervan te verhinderen (Ps 139:20). Dat legt de Godvrezende aan God voor: “Want met listige plannen spreken zij over U [en] zij zetten Uw vijanden aan tot valsheid.” De invloed van de goddeloze en de mannen van bloed voert tot verderf van hen die onder hun invloed komen. God moet een einde aan die verderfelijke invloed maken, zodat er niet nog meer mensen meegesleept worden op de weg van het verderf.

De Godvrezende kent het hart van God en Zijn haat tegen de zonde (Ps 139:21). Hij kan niet anders dan Gods kant tegenover de haters van God kiezen. Hij walgt van hen die tegen God opstaan – het zijn opstandelingen, rebellen, die elk gezag verwerpen – om Hem af te houden van de zegen die Hij aan de Zijnen wil geven. Walgen wij ook van mensen die, om hun eigen lusten te kunnen botvieren, bewust ingaan tegen alles wat God tot zegen heeft gegeven? Toewijding aan de Heer sluit elke loyaliteit met hen die Hem haten uit. Liefde voor hen houdt in dat we van hen verwachten dat zij afstand nemen van dit gedrag.

Voor de Godvrezende is het geen vraag. Hij haat hen met een volkomen haat (Ps 139:22). Het gaat niet om die mensen op zich, want God heeft geen behagen in de dood van de zondaar, Hij wil veeleer dat die zich bekeert en leeft. Als mensen echter onstuitbaar doorgaan op een weg van zonde en daarin ook nog anderen meeslepen, bewijzen zij vijanden van God te zijn. Zulke mensen zullen door iedere Godvrezende als zijn eigen vijanden worden gezien.

Copyright information for DutKingComments