Psalms 14:3

Hoe de HEERE de mensen ziet

God heeft vanuit de hemel neergezien op Zijn schepping en Zijn schepselen, de mensenkinderen (Ps 14:2). Dat was al zo in Genesis 6 en Genesis 11 (Gn 6:5; Gn 11:5), maar hier gaat het om het volk Israël! Hij is Getuige geweest van al hun handelingen.

Hij heeft rondgekeken en onderzocht “om te zien of er iemand verstandig was”. De verstandige – Hebreeuws maskil (Dn 12:3) – is de tegenhanger van de dwaas. De verstandige is niet alleen iemand met verstand, maar ook iemand die handelt in overeenstemming met zijn inzicht in de natuur en de openbaring van God. Het is iemand die God zoekt.

God moet constateren dat “zij allen zijn afgedwaald” van Hem en daarmee van de bron van zegen (Ps 14:3). Zijn wil en weg hebben ze verlaten en zijn van Hem afgedwaald, ofwel afvallig geworden, zoals het woord afgedwaald ook kan worden vertaald. Ze hebben de verbinding met Hem doorgesneden en zijn “tezamen … verdorven”. Het woord ‘tezamen’ wijst op een collectieve uitbanning van God. Het is alsof het totaal van de mensheid de afspraak heeft gemaakt om God buiten hun denken te bannen en elkaar aan te moedigen om geen rekening met Hem te houden.

Willens en wetens “zijn zij verdorven”, wat aangeeft dat iets niet meer gezond is ofwel stinkende is geworden en weggegooid moet worden. Het woord ‘verdorven’ heeft van oorsprong de betekenis van ‘verzuren’ van melk. Mensen die God negeren, verzuren zelf en verzuren allen met wie ze in aanraking komen, ook al hangen ze voortdurend de komiek uit. Wat verzuurd is, is niet te genieten. Het is onuitstaanbaar. Bovenal gaat het erom wat ze voor God zijn. Hij kijkt neer uit de hemel en ziet hoe verzuurd ze zijn, zodat Hij niets anders meer met hen kan doen dan weggooien.

David heeft al in Ps 14:1 gezegd dat er “niemand” is “die goeddoet”. In Ps 14:3 zegt hij het voor de tweede keer, waarbij hij deze conclusie dik onderstreept door eraan toe te voegen dat er “zelfs niet één” is.

Paulus haalt deze verzen in Romeinen 3 aan om aan te tonen dat alle mensen, heel de mensheid, inclusief de Joden, “onder [de] zonde zijn” (Rm 3:9; 13-18).

Copyright information for DutKingComments