Psalms 143:3

Reden van de smeekbeden

De tegenstand die de psalmist ervaart, wordt in algemene termen beschreven, wat de psalm van algemene toepassing maakt, ook voor ons (Ps 143:3). Hij zegt dat de vijand zijn ziel vervolgt en zijn leven op de grond vertrapt, waardoor hij het gevoel heeft dat hij in duistere oorden woont, zoals zij die allang dood zijn (vgl. Jr 51:39; Kl 3:6). Hij waant zich niet meer in het land van de levenden, als iemand die is opgegeven door God en mensen. Het geeft wel aan hoe heftig hij vervolgd wordt.

Behalve uiterlijke vervolging is er ook innerlijke druk. Door de heftige vervolging is zijn lust om te leven vergaan (Ps 143:4). Zijn geest is in hem bezweken, hij is de wanhoop nabij. In zijn hart is ontzetting. Binnenin hem is geen enkele hoop aanwezig op uitkomst. Dit is de situatie waarin het gelovig overblijfsel vanwege de dreiging van hun vijanden zal zijn.

Zijn gedachten staan niet stil (Ps 143:5). Hij denkt, overdenkt en overpeinst wat God in het verleden heeft gedaan. In gedachten gaat hij terug naar “de dagen vanouds” (vgl. Ps 77:6), naar Gods omgang met de aartsvaders, de vorming van Zijn volk en hun bevrijding uit de slavernij van Egypte. Hij overdenkt “al Uw daden” en overpeinst “de werken van Uw handen”, waarbij we met betrekking tot het overblijfsel kunnen denken aan Gods handelingen tot de verlossing van de Zijnen uit de handen van de antichrist en de koning van het noorden.

Als de getrouwe zo aan God denkt, en overdenkt en overpeinst wat Hij heeft gedaan, kan hij niet anders dan zijn handen in gebed naar Hem uitspreiden (Ps 143:6; vgl. Kl 1:17). Tot wie zou hij anders kunnen gaan? Hij heeft God net zo dringend nodig als droog land dorstig is naar regen (vgl. Ps 42:1-2; Ps 63:1).

Copyright information for DutKingComments