‏ Psalms 147:9

Gods zorg voor Zijn schepping

Er volgt een tweede oproep om voor de HEERE te zingen (Ps 147:7; Ps 147:1). De aanleiding is de trouw van de HEERE, zowel ten opzichte van de schepping als ten opzichte van hen in Israël die Hem vrezen. De psalmist legt er nu de nadruk op dat te doen in “een beurtzang met dank[zegging]”. De ene groep zingt een vraag over Gods handelen en de andere groep zingt een antwoord daarop. Het versterkt de dankzegging. De ondersteuning met de harp geeft aan het geheel een lieflijke klank. Alles gebeurt vanuit de relatie die er is met “onze God”. De harten zijn vol van Hem en op Hem gericht.

Het past de rechtvaardigen voor Hem psalmen te zingen omdat Zijn majesteit groot is. Daarvan getuigt Zijn schepping. Van niemand anders kan worden gezegd dat Hij “de hemel met wolken bedekt” (Ps 147:8). Vervolgens voorziet Hij uit deze wolken de aarde van regen, waardoor Hij “het gras op de bergen doet groeien”.

Op deze wijze geeft Hij “aan het vee zijn voedsel” (Ps 147:9). Ook geeft Hij voedsel “aan de jonge raven wanneer zij roepen” (vgl. Jb 39:3; Mt 6:26; Mt 10:29-31). God voorziet alles wat op Hem wacht van wat ze nodig hebben. Hij heeft er een welbehagen in deze zorg aan Zijn schepselen te besteden (Ps 145:15-16).

Wie op andere kracht rekenen, voorgesteld in “de kracht van het paard” (Ps 147:10), en daarvan hun voorzieningen verwachten, hoeven niet op Zijn steun te rekenen. In hen vindt Hij geen vreugde. Ook “in de spierkracht van de man” – letterlijk en veel beter is “in de benen van de man” –, dat wil zeggen in mensen die op hun eigen kracht rekenen en alles aan eigen verdienste toeschrijven, schept Hij geen behagen (vgl. Am 2:14-15).

De kracht van het paard en de benen van de man zijn nodig tijdens de strijd. De mens is geneigd om te vertrouwen op andere middelen dan op God. Daarom mocht een koning van Israël niet veel paarden bezitten (Dt 17:16), opdat hij zijn vertrouwen niet zou stellen op eigen kracht, maar op de HEERE (vgl. Ps 20:8).

Waar de HEERE wel vreugde in vindt en behagen in schept, zijn zij die “Hem vrezen en op Zijn goedertierenheid hopen” (Ps 147:11). Tegenover hen is Hij “goedgezind” omdat zij ontzag voor Hem hebben, zonder angst voor Hem. Het is een ontzag dat samengaat met vertrouwen op Zijn goedertierenheid, dat wil zeggen op Zijn trouw ten opzichte van Zijn verbond en Zijn belofte, zonder er aanspraak op te maken. Het is Zijn vreugde om te geven.

Copyright information for DutKingComments