‏ Psalms 150

Inleiding

In deze psalm vinden we de regering van Christus als de ware Melchizedek, de ware Koning van de gerechtigheid – dat is de betekenis van de naam Melchizedek (Hb 7:1-2; Js 32:1). Als Hij regeert, zijn alle beloften van God vervuld (2Ko 1:20). Dit is het moment dat de schepping terug is in de hand van God als resultaat van de overwinning van het Lam op Golgotha (Op 5:1-13). Nu kan heel de schepping de HEERE loven. Zodra het Halleluja van Psalm 150 klinkt, zal de hele schepping ongetwijfeld opstaan. Dan zal alles wat adem heeft, de HEERE loven (Ps 150:6).

De woorden van lof van de engelen bij Bethlehem bij de geboorte van de Heer Jezus zijn dan vervuld: “Heerlijkheid zij God in [de] hoogste [hemelen], en vrede op aarde, in mensen van [Zijn] welbehagen” (Lk 2:14). De lofzang tot eer van de HEERE zal blijven opstijgen, tot in alle eeuwigheid. Amen.

Indeling van de psalm

Ps 150:1-2 Oproep tot lofprijzing en de reden daartoe:

a. het WAAR (Ps 150:1) en

b. het WAAROM (Ps 150:2)

Ps 150:3-5 Oproep tot lofprijzing met muziekinstrumenten:

c. het WAARMEE

Ps 150:6 Slotakkoord:

d. door WIE

Loof God!

De laatste psalm is één grote oproep om God te loven. Hij begint en eindigt met “halleluja!” (Ps 150:1; Ps 150:6). Eerst worden de plaatsen genoemd waar God geloofd moet worden: “in Zijn heiligdom” en “in Zijn machtig [hemel]gewelf”. Het heiligdom is hier de plaats die de HEERE heeft uitgekozen om daar Zijn Naam te vestigen en daar te wonen (Dt 12:5). Het gaat hier om de tempel als ontmoetingsplaats tussen de hemel en de aarde. Tijdens het vrederijk moeten de mensen naar de tempel in Jeruzalem reizen om de HEERE te loven (Zc 14:16).

De hemel, die de aarde omspant, looft Hem ook. De hemel en de aarde, die in het begin door Hem zijn geschapen, zijn hier vol van Zijn lof. Overal, in Zijn hele schepping, wordt Hij geloofd. Hoe wonderlijk mooi is het dat de hemel en de aarde verenigd zijn in een harmonieus loflied om de HEERE groot te maken. We zien dit ook in Openbaring 5, waar de mensen en de engelen gezamenlijk de Heer Jezus groot maken (Op 5:11-13).

Vervolgens worden de redenen genoemd om God te loven. Hij wordt geloofd “om Zijn machtige daden” en “om Zijn geweldige grootheid” (Ps 150:2). Onder Zijn machtige daden vallen Zijn scheppingswerk en het in stand houden ervan, maar zeker ook de verlossing van Zijn volk. Die verlossing betreft bovenal de verlossing van hun zonden, en vervolgens ook hun verlossing uit de macht van hun verdrukkers. In al Zijn machtige daden wordt Zijn geweldige grootheid zichtbaar. Wat een redenen om Hem te loven!

Dan wordt een keur aan blaas-, snaar- en slaginstrumenten genoemd die moeten worden gebruikt, waaraan de reidans als een lichamelijke uiting wordt toegevoegd (Ps 150:3-5). Muziek en dans zijn uitingen van vreugde voor verkregen zegeningen na een tijd van ellende vanwege afdwalingen van de plaats van zegen (vgl. Lk 15:21-25).

De bazuin is een instrument voor de priesters. De harp, lier en cimbalen zijn instrumenten voor de Levieten. Tamboerijn, snaar en luit zijn instrumenten voor het gewone volk. Met andere woorden, heel het volk wordt opgeroepen om de HEERE te loven. Het gaat om het hart dat naar de HEERE is gericht; de instrumenten zijn slechts hulpmiddelen om de lofliederen te ondersteunen.

De muziek wordt niet gemaakt om een bepaald publiek te amuseren (vgl. Gn 4:19-21), maar om God te verheerlijken. Elk muziekinstrument dient ertoe om de lof aan God te verhogen. Het moet gebeuren “met geschal van de bazuin” en “met luit en harp” (Ps 150:3). De muziek begint met het “geschal van de bazuin”. Dat herinnert aan het Feest van het bazuingeschal, het feest van het nieuwe begin, het feest dat profetisch het herstel van Israël aankondigt (Lv 23:24). Dat herstel is nu een feit.

De bazuin is eigenlijk niet echt een muziekinstrument. Hij wordt geblazen bij het begin van een nieuwemaan of een feest (Ps 81:4). Hij wordt hier genoemd om te onderstrepen dat ook de priesters meezingen. De bazuin wordt ook als eerste genoemd, mogelijk als een startsein.

Het blazen van de bazuin herinnert ook aan het jubeljaar (Lv 25:8-13). In dat jaar klinkt de bazuin niet alleen op de eerste dag van de zevende maand, maar ook op de tiende dag, dat is de grote Verzoendag. De bazuin wordt gehoord in het hele land (Lv 25:9), wat betekent dat alle stammen terug zijn in het land en elke stam weer woont in het erfdeel dat God hem heeft toebedeeld (Lv 25:13). Dit is “[de] herstelling van alle dingen, waarvan God tevoren heeft gesproken door [de] mond van Zijn heilige profeten van oudsher” (Hd 3:21). Door de komst van de Heer Jezus is die tijd aangebroken.

Na het bazuingeschal wordt de lof versterkt door “luit en harp”. De luit en de harp zijn snaarinstrumenten. Zij voegen aan het duidelijke geschal van de bazuin het gevoel door de lieflijke tonen van een snaarinstrument toe. Bij de inwijding van de muur van Jeruzalem, die profetisch ook ziet op de tijd waarvoor de HEERE in deze psalm wordt geloofd, klinken onder andere luiten en harpen (Ne 12:27).

Het loven van de HEERE moet ook gebeuren “met tamboerijn en reidans” (Ps 150:4; Ps 149:3). De tamboerijn is een soort handtrommel met bellen of kleine stukjes metaal, die rinkelen, wanneer men ermee zwaait of erop slaat. Dit instrument wordt gebruikt bij feestelijke gelegenheden, zoals het vieren van een overwinning (Ex 15:20; Ri 11:34; 1Sm 18:6). Het is opvallend dat het meerdere keren in de handen van vrouwen wordt genoemd. De reidans sluit bij het gebruik ervan aan.

Hieraan wordt nog toegevoegd het gebruik van “snarenspel”, wat wel een verzamelnaam is voor het gebruik van allerlei snaarinstrumenten.

De “fluit”, die vervolgens wordt genoemd, is evenals de bazuin een blaasinstrument. Anders dan met de bazuin kan er met de fluit een melodie worden gespeeld. Het is een soort panfluit, een instrument dat bestaat uit rietjes van verschillende lengtes.

De lijst met instrumenten wordt afgesloten met de “helder klinkende cimbalen” en de “luid klinkende cimbalen” (Ps 150:5). De cimbaal is een slaginstrument dat in de tijd van de Bijbel bestond uit twee ronde metaalschijven (bekkens) die tegen elkaar werden geslagen. Ze gaven de maat aan, zoals dat ook wel gebeurt door het klappen in de handen.

Ten slotte wordt gezegd wie “de HEERE loven”: het gebeurt door “alles wat adem heeft” (Ps 150:6). De mens en alle levende wezens worden gekenmerkt door de ademhaling (Gn 7:22; Ps 104:29; Js 2:22). Het begint met Gods volk, de Israëlieten, Gods gunstelingen. Daarna gebeurt het door alle volken. Ook de dieren doen op hun manier mee met het bezingen van de lof van God:

“En elk schepsel dat in de hemel en op de aarde en onder de aarde en op de zee is, en alles wat daarin is, hoorde ik zeggen: Hem Die op de troon zit, en het Lam, zij de lof en de eer en de heerlijkheid en de macht tot in alle eeuwigheid. En de vier levende wezens zeiden: Amen. En de oudsten vielen neer en aanbaden” (Op 5:13-14).

Zoals het Woord van God voedsel is voor het gelovige hart, zijn gebed en lofprijzing de ademhaling van datzelfde gelovige hart. Het boek Psalmen is de ademhaling van het gelovige hart van alle eeuwen en is een bemoediging en vertroosting voor alle gelovigen, ook de gelovigen van de 21e eeuw, om een levende relatie met de Heer Jezus en lofprijzing tot God te bewerken.

Het boek Psalmen sluit af met een laatste “halleluja!”, ‘loof de HEERE!’. Dit ‘halleluja' galmt na, zonder dat het wegsterft. Het galmt eeuwig door …

Het is onze wens en ons gebed dat de overdenking van dit rijke boek Psalmen ook bij ons deze uitwerking heeft: dat dit ‘halleluja!’ zal blijven nagalmen in uw, jouw en ons hart.

Copyright information for DutKingComments