Psalms 17:3

Een rechtvaardige bidt

In deze verzen plaatst David zich voor God en legt zijn innerlijk en zijn handelingen aan Hem voor. Hij wijst God op wat Hij van hem weet. Hij getuigt van zijn gerechtigheid. Daarbij geeft hij zijn eigen beoordeling over wat er in hem is en over de daden die hij heeft gedaan en de wegen die hij is gegaan. Hij kan zeggen dat er niets is wat hem aanklaagt.

In Ps 17:3 spreekt David over drie methoden die God heeft gebruikt om te zien wat er in zijn hart is: God hem heeft “beproefd”, “doorzocht” en “getoetst”. Het is ook mogelijk om deze drie werkwoorden te vertalen in gebiedende wijs: “Beproef mijn hart, doorzoek het ’s nachts, toets mij” (vgl. Ps 139:23). De uitslag van het onderzoek staat vast: “U vindt niets” of “U zult niets vinden”.

Het beproeven van het hart is het doorzoeken ervan of het zuiver is in zijn motieven. God heeft hem ’s nachts doorzocht, als hij alleen is en als het ware oog in oog met God staat, als er niets is wat hem afleidt. Dat is ook de meest geschikte gelegenheid om hem met een zonde te confronteren als die er zou zijn. Zijn hele persoon is getoetst, getest, wat meer ziet op de omstandigheden die als een testkamer dienen om tot uiting te laten komen wat er in iemand is.

David weet dat het onrecht dat hem door goddeloze mensen wordt aangedaan geen enkele grond heeft. God heeft dat ook bij hem vastgesteld, want Hij heeft na grondig onderzoek niets gevonden. Daarom heeft hij het vaste vertrouwen dat Gods beoordeling van zijn rechtvaardige zaak die hij aan Hem voorlegt, daarmee in overeenstemming zal zijn.

De betekenis van het laatste deel van het vers – “[wat] ik ook moge denken, het komt mij niet uit de mond” – is dat er niets meer en niets anders uit zijn mond is gekomen dan wat hij heeft gedacht. Het houdt in dat zijn gedachten en zijn woorden, waarmee hij zijn gedachten bekendmaakt, volledig met elkaar in harmonie zijn. Hij gebruikt zijn woorden niet om zijn ware gedachten te verbergen. Hij heeft geen verkeerde, verborgen gedachten. Dat is wel vaak zo bij mensen, maar niet bij David.

Ook dit zien we in volmaaktheid en altijd bij de Heer Jezus, bij Wie elk woord dat Hij spreekt, precies tot uitdrukking brengt wat Hij denkt. Hij is wat Hij zegt (Jh 8:25). Zo hoort het bij iedere gelovige te zijn.

Nadat David over zijn innerlijk heeft gesproken, spreekt hij vervolgens over zijn daden (Ps 17:4). Ook daarin zal God niets kunnen ontdekken wat zijn rechtvaardige zaak tot een mislukking zou kunnen maken. David spreekt over “de daden van de mens”. Het gaat niet om zondige daden, maar om het algemene doen en laten van de mens, om zijn dagelijkse bezigheden. Hij is daarin gehoorzaam geweest aan “het woord van Uw lippen”, dat is het Woord van God.

Dat heeft hem ervoor bewaard dat hij op “de paden van de gewelddadige [letterlijk van de inbreker of overtreder] terecht is gekomen. De paden van de gewelddadige zijn de paden van de duivel die de gewelddadige, de inbreker en overtreder is. Het gaat niet zozeer om een weg van geweld, maar om een verboden weg, een weg van ongehoorzaamheid, zoals een inbreker die gaat. Het is een weg die aan anderen schade berokkent. Mensen die zonder God leven, leven voor de duivel en gaan op zijn weg. Het is de weg van “vernieling en ellende” (Rm 3:16). Alleen gehoorzaamheid aan Gods Woord bewaart ons daarvoor. De Heer Jezus is hierin het volmaakte voorbeeld.

Door gehoorzaam te zijn aan het woord van Gods lippen heeft David zijn schreden in de sporen van Gods weg gehouden (Ps 17:5). Hij is de weg gegaan die God hem is voorgegaan. Hij heeft zijn voeten in Diens voetstappen gezet. Daardoor hebben zijn voetstappen niet gewankeld. De weg die we gaan, gaan we stap voor stap. Gods Woord is een lamp voor onze voet, wat wil zeggen dat Gods Woord licht geeft voor elke stap die we moeten zetten. Gods Woord is ook een licht op ons pad, dat is de hele weg die we afleggen, waarbij ons oog is gericht op het einddoel (Ps 119:105).

Copyright information for DutKingComments