‏ Psalms 2:1

Inleiding

Psalm 1 en Psalm 2 horen bij elkaar. Psalm 1 begint met ‘welzalig’ (Ps 1:1) en Psalm 2 eindigt met ‘welzalig’ (Ps 2:12). Psalm 1 gaat over het Woord van God en Psalm 2 over het vleesgeworden Woord van God (Jh 1:14), Christus, de Zoon van God, de Koning van Israël (Jh 1:50).

Psalm 1 gaat over het onderwijs van God over de Schrift dat de overdenking is van het gelovig overblijfsel en in het bijzonder van de Heer Jezus. Psalm 2 gaat over de Messias, de Koning van God, de Persoon om Wie het in de Schrift draait (Jh 5:39) en op Wie de hoop van het gelovig overblijfsel is gevestigd. De wet van God en de Koning van God horen bij elkaar. De mens moet zich in het geloof aan allebei onderwerpen. Hij vindt zijn vreugde in het Woord (Ps 1:2) en vestigt zijn hoop op Christus, de Zoon van God, de Koning (Ps 2:12).

Evenals in Psalm 1 ontbreekt in Psalm 2 de naam van de dichter. Uit Handelingen 4 weten we dat deze psalm van David is, en dat in verbinding met Gods belofte (2Sm 7:13-14). Psalm 2 wordt door de eerste christenen in hun gebed aangehaald dat zij bidden naar aanleiding van de arrestatie van Petrus en Johannes die na hun vrijlating hun ervaringen met de medegelovigen delen. In hun gebed na het verslag van Petrus en Johannes citeren zij de Ps 2:1-2 van deze psalm (Hd 4:25-26).

Direct in aansluiting op het citaat zeggen zij tegen God: “Want in waarheid zijn in deze stad verzameld tegen Uw heilige Knecht Jezus, Die U hebt gezalfd, zowel Herodes als Pontius Pilatus met [de] naties en volken van Israël” (Hd 4:27). De gelovigen zijn wel het doelwit van de vijandschap van de wereld, maar de vijandschap is ten diepste gericht op God en Zijn Christus.

God regeert de heidenvolken en in het bijzonder Israël door de wet en Hij oefent Zijn regering uit door Zijn Koning, de Messias van Israël. In Psalm 2 zijn de heidenen het hoofdonderwerp in die regering die wordt uitgeoefend door Gods Koning vanuit Sion. De rechten van de Gezalfde betreffen niet alleen Israël, maar gaan tot de einden der aarde (Ps 2:8). In Psalm 8 zien we dat het hele aardrijk aan de Zoon des mensen is onderworpen. Uit het Nieuwe Testament weten we dat Zijn regering ook de hemel omvat (Ef 1:10).

De psalm wijst profetisch op zowel de eerste als de tweede komst van Christus. We kunnen wel zeggen dat wij vlak voor de tweede komst van Christus leven. Het gaat echter vooral over de tijd van de grote verdrukking die nog moet aanbreken. De opstandigheid van de volken, waarover David in de Ps 2:1-3 spreekt, bereikt dan haar hoogtepunt (Op 19:19). Dat is het moment dat de Heer Jezus weer naar de aarde komt. Dan zal Hij de opstandelingen oordelen en vanuit Sion gaan regeren. Dat zien we in de Ps 2:6-9.

Deze psalm is ook het eerste voorbeeld van wat de Messiaanse psalmen worden genoemd (Psalmen 2; 8; 16; 22; 24; 40; 41; 45; 68; 69; 91; 97; 102; 110; 118). Messiaanse psalmen zijn psalmen die niet op Christus worden toegepast, maar waarin we Hem persoonlijk horen spreken. Het bewijs daarvoor vinden we in het Nieuwe Testament, waar van deze psalmen wordt gezegd dat de Heer Jezus daarin spreekt.

De dichter van zo’n psalm is een profeet die door de Geest woorden spreekt die alleen de Heer Jezus heeft gesproken. Ze komen uit de mond van de volmaakte Koning, Christus, Messias, Gods Gezalfde (Ps 2:2). Hij is dé Koning, met hoofdletter, Die in Psalm 2 de titel Zoon van God krijgt (Ps 2:7; vgl. Jh 1:50). Daarna kunnen we delen uit die psalmen ook toepassen op het gelovig overblijfsel en op ons.

We kunnen Psalm 2 indelen in vier delen van drie verzen:

1. Ps 2:1-3 de wereldwijde opstand tegen de HEERE en de gezalfde Koning.

2. Ps 2:4-6 Gods reactie daarop.

3. Ps 2:7-9 God kondigt de komst van de Zoon aan.

4. Ps 2:10-12 Gods advies aan de volken van de wereld.

Los van God

De waaromvraag in Ps 2:1 waarmee de psalm begint, is geen vraag waarop een antwoord wordt verwacht. Het is een vraag van verbazing in de zin van ‘hoe háált iemand het in zijn hoofd?’ De opstandigheid van de volken is dwaas, ongegrond, zinloos. Het staat immers van tevoren vast dat al hun druktemakerij op helemaal niets uitloopt, of erger nog, op hun ondergang uitloopt (vgl. Jb 9:4). Hun woeden is allemaal verspilde moeite. En wat zij bedenken – dit is hetzelfde woord als ‘overdenken’ in Psalm 1 (Ps 1:2) – is “zonder inhoud”.

Met één enkele zin weerlegt God alle samenzweringen van de volken en hun opstand tegen Hem. Ze komen met voorstellen die inhoudsloos zijn omdat ze zich in werkelijkheid “tegen de HEERE en tegen Zijn Gezalfde” keren (Ps 2:2). In de bespreking van de vraagstukken door de volken en hun aangedragen oplossingen is voor God en Zijn Gezalfde geen plaats, want de koningen willen zich niet aan Hen onderwerpen.

Wat de ‘knappe koppen’ uitbroeden, zijn wapens die zij tegen de hemel opstellen. Het wordt allemaal goed verpakt en in aangename woorden voorgesteld, zodat hun onderdanen gemakkelijk meegaan. Maar wie ogen heeft om te zien, ziet dat ze samenspannen, dat ze de krachten bundelen, om alles wat aan God en Zijn Christus herinnert, uit de maatschappij en het denken van de mensen te bannen.

Alles wat God zegt, voelt voor hen als “banden” en “touwen” (Ps 2:3). Ze willen geen beperkingen opgelegd krijgen. Ze weten goed dat God en Christus leefregels hebben gegeven. Dat ze zich dat bewust zijn, blijkt uit wat ze zeggen, want ze spreken over “Hun” banden en touwen. De mens voelt zich autonoom en wil los zijn van God. Daarom: Weg met het knellende juk van het huwelijk als alleen geldig tussen één man en één vrouw. Weg met het knellende juk van het gezin waar een kind alleen wordt opgevoed door de vader en moeder door wie het in liefde is verwekt en gebaard.

Hun opstand is ook niet alleen tegen de HEERE door Zijn wet – die in Psalm 1 wordt genoemd (Ps 1:2) – te weerstaan. Hun opstand komt ten diepste tot uiting door Zijn Gezalfde te weerstaan. Dit geldt zowel voor Zijn eerste komst (Jh 1:10-11) als voor Zijn wederkomst in heerlijkheid (Op 17:14). De koningen en de heren van deze wereld weigeren om het gezag van de Koning der koningen en de Heer der heren te erkennen.

Bij Zijn eerste komst zien we een Herodes en een Pontius Pilatus hun geschillen opzijzetten en samenspannen om de Heer Jezus te weerstaan. Zij zijn een type van de twee beesten die in Openbaring 13 worden beschreven. Herodes is een type van het tweede beest, de antichrist, de toekomstige valse koning van Israël (Op 13:11-18). Pontius Pilatus is een type van het eerste beest, de toekomstige leider van het herstelde Romeinse Rijk, de Verenigde Staten van Europa (Op 13:1-10). Zij zullen allebei strijd voeren tegen de Heer Jezus bij Zijn wederkomst, een strijd die zal plaatsvinden in de vlakte van Megiddo, dat is in Harmagedon (Op 16:16).

Wat het vlees bedenkt, is vijandschap tegen God (Rm 8:7). De vijandschap zien we bij de komst van de Heer, zowel bij Zijn eerste als bij zijn tweede komst. Deze vijandschap is echter niet alleen het gevolg van het verdorven hart van de mens, maar ook en vooral het gevolg van de macht van de satan, die door de Bijbel “de overste van deze wereld” wordt genoemd (Jh 12:31).

Copyright information for DutKingComments