‏ Psalms 2:5

Gods reactie

Het is lachwekkend om Gods gezag te tarten en te verwerpen, om tegen Hem in opstand te komen en te trachten onafhankelijkheid van Hem te verwerven. De reactie van “de Heere” – dat is Adonai ofwel de Gebieder, de Gezaghebber – daarop is een spottend lachen (Ps 2:4; vgl. Ps 37:12-13; Ps 59:8-9; Sp 1:24-27). God lacht niet om mensen die zich voor Hem buigen, maar om mensen die tegen Hem in opstand komen. Hij kan hun pogingen niet serieus nemen. Hij woont (of: troont) immers in de hemel, onaantastbaar voor de opstandigheid van de volken.

Dat Hij er niet door is aan te tasten, wil niet zeggen dat Hij er onverschillig onder is. Waar Hij ver boven is verheven, gaat daarom nog niet aan Hem voorbij. Hij weet precies wat de mensen willen en doen. Hij zal daar op gepaste, volstrekt rechtvaardige wijze op Zijn tijd op reageren. Zijn troon staat in de hemel, wat wil zeggen dat Hij het opperbestuur over het heelal heeft. Hij regeert en niet de koningen en vorsten.

Dan treedt Hij handelend op door te spreken (Ps 2:5). Als Hij spreekt, handelt Hij. God handelt door Zijn Woord. Hij hoeft maar een woord uit te spreken, en het gebeurt. Hij zal dan ook oorlog voeren met het zwaard dat uit Zijn mond komt: Zijn Woord. Hij maakt bekend wat Hij gaat doen.

De toon waarop Hij spreekt, is schrikaanjagend. De inhoud van wat Hij zegt, betekent het einde van alle opstand. God kijkt niet liefdevol naar mensen die hun vuist naar Hem ballen in bewuste opstand tegen Hem en die met gespierde taal naar Hem brallen. Hij spreekt in Zijn toorn tot hen over wat Hij van plan is. Zijn toorn is een “brandende [toorn], wat spreekt van verterend oordeel. De toorn van Adonai is als een vuur dat alles verteert.

Zijn brandende toorn zal worden uitgevoerd door Zijn Koning, Zijn Gezalfde, Zijn Messias (Ps 2:6). De Messias is Adonai Zelf. Hij is niemand anders dan de Heer Jezus, de verheerlijkte Heer. Bijna elk woord van dit vers geeft aan waarom het verzet van de volken zo dwaas is en de aanstelling van Gods Koning zo vanzelfsprekend is. God zegt: “Ik heb … toch.” Als God iets heeft gedaan, wat zal een mens daaraan veranderen? Het idee alleen al is bespottelijk, volkomen waanzin.

En wat heeft God gedaan? Hij zegt: “Ik heb Mijn Koning … gezalfd.” Daarmee is alles bepaald en ligt de toekomst vast. Christus is de Koning der koningen en de Heer der heren. Zijn gezag staat vast, evenals de onderwerping daaraan van iedereen en alles, hetzij vrijwillig, hetzij gedwongen. Voor Hem zal elke knie zich buigen (Fp 2:10). Niemand ontkomt daaraan. Als God Zijn Koning heeft gezalfd, is dat het einde van alle opstand. Nu zien we dat nog niet, maar we zien Hem aan Wie alles onderworpen is, en Hij is de garantie dat het gebeurt (Hb 2:8b-9).

Dat het gaat over de regering van Gods Messias – “Gezalfde” is de vertaling van het Hebreeuwse woord Messias en van het Griekse woord Christus – blijkt uit het centrum van Zijn regering: Sion, dat is Jeruzalem, en de heilige berg, dat is de tempelberg. Dat maakt ook duidelijk dat die regering nog moet komen, want Zijn troon staat nog niet in Jeruzalem.

Copyright information for DutKingComments