Psalms 22:14

Nederlandse verzen (12-19)

De nood

In deze verzen horen we uitingen van de nood van de Heer. Hij bevond Zich daarin omdat God Hem had verlaten, hoewel daarvoor volgens de Ps 22:10-11 geen reden was. In plaats van in de tegenwoordigheid van Zijn God te zijn, was God ver van Hem, want Hij had Hem verlaten (Ps 22:12; vgl. Ps 22:2). Daartegenover is de nood nabij, de nood van de dood, het gescheiden zijn van God.

Hij is helemaal alleen in het lijden, zonder uitzicht, “er is immers geen helper”. Deze eenzaamheid is voor ons niet te peilen. Wij weten niet wat de enorme tegenstelling is tussen volmaakte, ongestoorde, ononderbroken gemeenschap met God en van God verlaten zijn, geen gemeenschap met God, en in plaats daarvan de slagen van Gods zwaard te moeten ondergaan.

Daarbij is Hij omringd door “vele stieren” (Ps 22:13). Stieren zijn reine dieren en kunnen we zien als een beeld van de Joden, die zichzelf als rein beschouwden (vgl. Jh 18:28). Ze hebben met velen, een grote menigte, de Heer Jezus verworpen. Het zijn ook “sterke stieren”. Dat wijst op de hoogmoed, de onbuigzame trots van de Joden, die wel duidelijk is gebleken in hun houding ten aanzien van de Heer Jezus.

Het zijn sterke stieren “van Basan”. Basan was een zeer vruchtbaar gebied. De Joden worden hier ook vergeleken met doorvoede, gevoelloze dieren. De welvarende, aanzienlijke godsdienstige leiders hebben Hem verworpen. Ze beriepen zich erop Gods volk te zijn, maar waren als deze dieren, die ook geen verbinding hebben met God.

Dan horen we de klacht uit Zijn mond dat zij “hun muil” in vijandschap tegen Hem hadden “opengesperd [als] een verscheurende en brullende leeuw” (Ps 22:14). Dit betekent dat ze het karakter vertoonden van hun vader, de duivel (Jh 8:44), die rondgaat “als een brullende leeuw, op zoek wie hij zou kunnen verslinden” (1Pt 5:8). De satan stond achter de mensen die als stieren worden beschreven.

In Ps 22:15 gaat de lijdende Messias over Zichzelf spreken. Hij voelt hoe Zijn leven is weggevloeid. Hij vergelijkt Zich met water en Zijn hart met was. Water en gesmolten was zijn zonder vorm en hebben geen enkele kracht en bieden geen enkele steun. Het zijn beelden van angst en de dood (Ez 7:17; 1Sm 7:6; 2Sm 14:14). Vijanden worden als was door de toorn van God (Ps 68:3). Dat is hier ook de gedachte, want de Heer Jezus was in de hitte van Gods toorn. Was smelt in de hitte (vgl. Jz 2:11). Het is opnieuw duidelijk dat we boven David uit de Heer Jezus horen.

Zijn kracht was door verdroging aan stukken gebroken als de scherf van een gebroken pot (Ps 22:16). Een verdroogde scherf kan gemakkelijk tot gruis worden vermalen. Een ander gevolg van verdroging was Zijn onuitsprekelijke dorst, waardoor Zijn tong aan Zijn gehemelte kleefde.

In het laatste deel van Ps 22:16 richt de Heer Zich tot Zijn God en spreekt zonder omweg over Zijn dood. Hij neemt Zijn dood aan uit de hand van God. Hij zegt tegen God: “U legt Mij in het stof van de dood.” Zijn lichamelijke dood was een handeling van Hemzelf na de drie uren van duisternis, toen Hij zei: “Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest. En toen Hij dit gezegd had, stierf Hij” (Lk 23:46). Zeker, Zijn eigen volk heeft Hem vermoord (Hd 2:23b), maar Hij is gestorven op het moment dat God had bepaald, waarbij Hij Zijn Geest overgaf in de handen van de Vader.

Maar niet alleen de Joden staan schuldig aan de dood van Christus. Ook de heidenen hebben hun aandeel daarin. Dat zien we in Ps 22:17, waar de Heiland over “honden” spreekt die Hem hadden omsingeld. Honden zijn onreine dieren die we kunnen zien als een beeld van de heidenen, die bij de kruisiging vertegenwoordigd waren in de Romeinen (vgl. Mt 15:21-28). De honden die hier worden bedoeld, zijn waarschijnlijk de Afrikaanse wilde honden. Van deze honden is bekend dat ze in groepen optrekken, hun prooi omsingelen en in korte tijd verscheuren en volledig verslinden.

De Romeinen waren de baas in Israël en hadden in dat land Zijn handen en Zijn voeten doorboord. Wanneer de Heer Jezus terugkomt, zal het overblijfsel vragen: “Wat betekenen deze wonden aan Uw handen? Dan zal Hij zeggen: Dat Ik geslagen ben [in] het huis van hen die Mij liefhebben” (Zc 13:6). Het huis van Zijn liefhebbers is het land waar Israël woonde. Wanneer Hij terugkomt, zal elk oog – van Joden en heidenen – Hem zien, ook zij die Hem doorstoken hebben (Op 1:7).

Dat de Heer Jezus Zijn beenderen zou kunnen tellen (Ps 22:18), betekent dat Hij in elk geval met ontbloot bovenlichaam aan het kruis hing. Het betekent ook dat zijn lichaam uitgemergeld was en dat het was uitgerekt door het hangen aan het kruis. Het wekte geen medelijden op bij hen die er rondom stonden of er voorbijliepen. Voor hen allen was Hij een schouwspel, ze zagen het aan en keken naar Hem, Die zo stukgebroken, zo ellendig was (vgl. Js 52:14).

Zijn kleding was Hem afgenomen, zoals dat gebruikelijk werd gedaan met mensen die de doodstraf aan het kruis kregen (Ps 22:19). De soldaten die Hem Zijn kleding hadden afgenomen, verdeelden die onder elkaar. Over één kledingstuk wierpen ze het lot. Dat was de rok die in zijn geheel van boven zonder naad was geweven. Dat we hier een tafereel hebben dat zich bij het kruis van Christus heeft afgespeeld en dat het om Zijn kleding gaat, vertelt de evangelist Johannes ons, want hij citeert in zijn verhaal over het kruis dit vers (Jh 19:23-24).

Copyright information for DutKingComments