Psalms 24:8

De Koning der ere

Nadat in de Ps 24:3-6 de voorwaarden zijn gegeven voor het wonen bij de HEERE, worden in Ps 24:7 zowel de stad als het volk opgeroepen de Koning der ere te ontvangen. Zijn grote majesteit als Degene Die alles bezit omdat Hij het heeft geschapen (Ps 24:1-2), geeft Hem uiteraard ook het recht op de ingang in Jeruzalem. Elke poort moet voor Hem worden opengedaan met een waardigheid die passend is voor die Majesteit. In sommige gevallen was het nodig om de bovendorpel van de poort hoger te maken. Hier gebeurt dat vanwege de grootheid van de majesteit van de Koning der ere.

De dichterlijke taal stelt de poorten en deuren als personen voor. De poorten en deuren van de stad hebben lange tijd hun hoofden laten hangen vanwege de treurige toestand waarin de stad door zijn zonden was terechtgekomen. Maar als de Koning der ere verschijnt, kan er worden gezegd dat ze hun hoofden kunnen opheffen of verheffen. Met de komst van de Koning is de tijd van treuren voorbij en is de tijd om feest te vieren aangebroken.

In Ps 24:8 horen we het antwoord op de vraag wie de Koning der ere is: Hij de HEERE, de trouwe God van het verbond. Dat Hij de Messias is, dat wil zeggen dat Hij Mens is geworden, blijkt uit het feit dat Hij door de poort van Jeruzalem naar binnen gaat. De uitdrukkingen “sterk en geweldig” en “geweldig in de strijd” beschrijven de Messias als de Goddelijke Krijgsman Die ten behoeve van Zijn volk strijdt (vgl. Mi 2:13; Op 17:14; Op 19:11-16). Hij is de sterke God (Js 10:21), Die Zijn macht in de strijd tegen Zijn vijanden en ten gunste van de Zijnen gebruikt.

Hij verschijnt op een totaal andere wijze dan toen Hij de eerste keer op aarde verscheen. De eerste keer kwam Hij in nederigheid op aarde en ging Hij in nederigheid Zijn weg. Toen Hij als Koning naar Jeruzalem ging, werd Hij als volgt aangekondigd: “Verheug u zeer, dochter van Sion! Juich, dochter van Jeruzalem! Zie, uw Koning zal tot u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland, arm, en rijdend op een ezel, op een ezelsveulen, het jong van een ezelin” (Zc 9:9; Mt 21:1-11).

De oproep in Ps 24:9 is een herhaling van Ps 24:7, met een nog iets sterkere aansporing. De herhaling benadrukt het belang om deze hoge Majesteit ruim baan te verlenen en een waardige ontvangst te geven.

Ook de vraag die in Ps 24:10 wordt gesteld, is een herhaling (vgl. Ps 24:8). Dat de vraag tot tweemaal toe wordt gesteld, legt nadruk op de Persoon van de Koning der ere. Evenals in Ps 24:8 is het antwoord “de HEERE”, maar nu met de toevoeging “van de legermachten”. Hij is Jahweh Zebaoth, dit is de krijgsnaam van de HEERE. Hij is de Opperbevelhebber van alle hemelse en aardse legermachten. Hij voert het gezag over alle engelenmachten en aardse strijdmachten, zowel de goede als de kwade (vgl. Jh 19:11a). Dat betekent dat zij nooit op eigen initiatief handelen, maar alleen op Zijn bevel. Hij bestuurt hen zo, dat zij aan de uitvoering van Zijn plan meewerken, soms tegen wil en dank. Voor de gelovige is deze wetenschap een grote troost.

In de geestelijke toepassing wordt deze psalm in ons vervuld als wij ons hart voor de Heer Jezus openen en Hem de heerschappij over ons leven geven. In de profetische toepassing zien we de vervulling wanneer de hele aarde en alles wat zij bevat Hem onderworpen is, en Hem de eer geeft die Hem toekomt.

Copyright information for DutKingComments