Psalms 31:10

Nederlandse verzen (10-14)

Gebed in nood

In dit gedeelte horen we weer een gebed in nood. Het vertrouwen van David wordt op de proef gesteld, wat geloofsoefeningen tot gevolg heeft. Hij heeft voor Gods aangezicht zijn vertrouwen op Hem onder woorden gebracht. Nu komt de praktijk: hij ziet zijn vijanden. Dan merkt David dat hij, om zo te zeggen, de schat in een aarden vat heeft, en dat de geest wel gewillig kan zijn, maar dat het vlees zwak is. Daarom doet hij hier een beroep op Gods genade, om later te kunnen merken, zoals Paulus dat heeft ervaren, dat hij, wanneer hij zwak is, sterk is (in de Heer).

Het gebed in nood in dit gedeelte gaat dieper dan de smeekbede in Ps 31:2. Daar doet David een beroep op Gods gerechtigheid, hier op Zijn genade. Hij schildert zijn ellende, hij breidt zijn nood voor Gods aangezicht uit. Hij heeft het benauwd (Ps 31:10). Zijn eerdere ervaring in Ps 31:9, dat zijn voeten in de ruimte zijn gesteld door God, lijkt hij vergeten te zijn. De werkelijkheid grijpt hem weer aan. Maar hij gaat met die werkelijkheid naar God, van Wie hij in Ps 31:4 heeft gezegd dat Hij zijn rots en burcht is.

Juist als de harde realiteit van de omstandigheden hem overvalt, spreekt hij met God over zijn nood. Hij is verzwakt van verdriet. Verzwakt is zijn oog, hij ziet alles niet meer helder; verzwakt is zijn ziel. Wij zouden zeggen: hij ziet het niet meer zitten. Hij kan de kracht nauwelijks meer opbrengen om verder te leven, hij is levensmoe. Ook zijn beenderen zijn verzwakt, hij is innerlijk, in zijn gevoelsleven, uitgeput.

Langdurig verdriet sloopt iemands krachten, zijn leven teert erdoor weg (Ps 31:11). Hij kan niet anders meer dan zuchten, want woorden om aan zijn verdriet uiting te geven heeft hij niet meer. Zo verlopen de jaren. Hij beseft dat zijn kracht is vervallen door zijn “ongerechtigheid”. Ook hier vinden we een groot verschil tussen David en de Heer Jezus. David spreekt over zijn ongerechtigheid, terwijl de Heer onze ongerechtigheid op Zich heeft genomen.

Hier spreekt David niet meer over zijn vijanden, maar over zijn eigen zondigheid. Daardoor kan hij niet meer in het geloof wandelen. Zijn beenderen zijn erdoor verzwakt.

Behalve zijn innerlijke ellende is er ook de ellende die hem door anderen, van buitenaf, wordt aangedaan (Ps 31:12). Hij heeft veel tegenstanders en “al” die tegenstanders hebben ervoor gezorgd dat hij “tot een smaad” is geworden. Zijn “buren”, de mensen met wie hij regelmatig is omgegaan, van wie hij mocht verwachten dat ze ‘een goede buur’ zouden zijn (vgl. Sp 27:10), hebben zich het meest tegen hem gekeerd.

Buren zijn mensen die vlakbij wonen, terwijl “bekenden” vrienden zijn, mensen die je na aan het hart zijn. Zelfs voor zijn “bekenden” is hij een bron van angst geworden. Ze zien hem als een melaatse, iemand met wie je beter geen contact kunt hebben. Daarom lopen ze een straatje om als ze hem in de verte zien aankomen. Ze mijden hem als de pest. Dit heeft ook de Heer Jezus ervaren.

Hij voelt zich als een dode, iemand die vergeten is, iemand die wordt genegeerd, naar wie niemand omkijkt (Ps 31:13). Hier is het echt ‘uit het oog, uit het hart’. Niemand denkt meer aan hem. Hij is “geworden als een gebroken kruik”, als een gebruiksvoorwerp dat waardeloos is geworden, waar niemand iets aan heeft. Zijn leven ligt in scherven, het is onherstelbaar verbroken.

Dan is er nog het gepraat over hem om hem heen (Ps 31:14). Enerzijds is hij vergeten, wordt hij genegeerd en als een melaatse gemeden, maar anderzijds praten de mensen over hem, ze spreken kwaad over hem. Hij hoort wat ze zeggen. Het is allemaal lasterpraat. Hij voelt dat hij is omgeven door vijanden, waardoor hem van alle kanten angst overvalt. Want ze spannen tegen hem samen en bedenken plannen om hem om het leven te brengen. Hij wordt al als een dode behandeld en nu willen ze ook daadwerkelijk een einde aan zijn leven maken.

Deze manier van praten achter iemands rug wordt tegenwoordig ‘mobbing’ genoemd. Mobbing kan worden gedefinieerd als vernederend, intimiderend of vijandig gedrag, dat systematisch is gericht op dezelfde persoon, die zich hier niet tegen kan verweren. Dit is een beproefd middel om iemand ‘kapot’ te maken. Ze zijn van zins om hem letterlijk te neutraliseren, op te ruimen, zoals sommige landen dat met sommige van hun vijanden doen. Bij de Heer Jezus is dit letterlijk gebeurd, toen het besluit werd genomen om Hem te doden (Jh 11:53).

Mobbing wordt in de wereld gebruikt, bijvoorbeeld in een werksituatie tegenover een collega. Het kan ook in de christenheid gebeuren, zoals het hier bij David gebeurde. Er wordt niet alleen in de wereld, maar juist ook in de christenheid, de afschuwelijkste lasterpraat over de Heer Jezus verkondigd. Ook gelovigen hebben van deze praktijken te lijden. De volgende verzen van deze psalm laten zien wat we in zulke gevallen moeten doen.

Copyright information for DutKingComments