Psalms 33:12

De HEERE ziet alle mensen

Gods opperheerschappij betreft niet alleen de materie, maar ook “de raad” en “de gedachten” van de volken (Ps 33:10). Dit zijn de niet-materiële dingen, de overleggingen van het hart van de mensen. Ook die dingen zijn in Zijn macht. Hij zal die raad en gedachten vernietigen en verbreken. Dat zal Hij doen omdat de raad en gedachten van de volken tegen Hem en tegen Zijn volk gericht zijn. Dat Hij ze verbreekt en vernietigt, laat Zijn verhevenheid en hun nietigheid zien.

God heeft niet alleen het heelal geschapen (Ps 33:6-9), maar Hij bestuurt ook de loop van de geschiedenis en is in staat om de raadsbesluiten van machtige koninkrijken te verijdelen. Behalve de tegenstelling tussen materiele en immateriële dingen, is er ook een tegenstelling tussen het verleden, de schepping, en de tegenwoordige tijd, de geschiedenis van de mensheid (Ps 33:10-15).

Tegenover de raad en gedachten van de volken tegen Hem en tegen Zijn volk staan Zijn raad en de gedachten van Zijn hart (Ps 33:11). Niemand is in staat daaraan iets te veranderen, laat staan die te vernietigen of te verbreken. Zijn raad “bestaat voor eeuwig” (vgl. Sp 19:21; Js 40:8). De gedachten van Zijn hart hebben te maken met Zijn beloften aan de aartsvaders. Zijn gedachten van zegen voor Zijn volk bestaan “van generatie op generatie”. Niets is in staat die gedachten ongedaan te maken. Hij houdt Zijn beloften door de generaties heen vast en zal ze vervullen (Ps 105:8-9).

In Ps 33:12 wordt door middel van een ‘zaligspreking’ de aandacht gericht op een speciaal volk te midden van alle volken. Het is “het volk dat de HEERE tot zijn God heeft, het volk dat Hij Zich als eigendom verkozen heeft”. Met recht kan er worden gezegd dat een volk “welzalig” is als dat volk de God Die in de vorige verzen in Zijn verhevenheid is getoond, tot God heeft. Hij heeft Israël “als eigendom verkozen” (Ex 19:5; Dt 4:20; Dt 9:26; 29; Dt 32:9; vgl. 1Pt 2:9).

De God van dit volk “schouwt uit de hemel en ziet alle mensenkinderen. Vanuit Zijn verheven woonplaats aanschouwt Hij alle bewoners van de aarde” (Ps 33:13-14). Zijn positie in de hemel, Zijn verheven woonplaats, benadrukt Zijn verhevenheid boven alles wat op aarde is en gebeurt en Zijn onaantastbaarheid voor wie op aarde wonen. Hij is niet alleen de Almachtige Die alles geschapen heeft en de loop van de geschiedenis bestuurt, Hij is ook de Alwetende, Wiens ogen zijn als een vuurvlam (Op 1:14b). Hij kijkt dwars door je heen. Voor Hem is niets verborgen. “Alle dingen zijn naakt en geopend voor de ogen van Hem met Wie wij te doen hebben” (Hb 4:13).

Dat betekent niet dat Hij niet ten nauwste betrokken is bij de aarde en zijn bewoners. Er is niets wat Hem ontgaat. Hij ziet niet alleen alles wat er gebeurt, maar vormt ook van alle mensen “hun aller hart” (Ps 33:15). Zo heeft Hij als Schepper ook hun lichaam gevormd (Gn 2:7). Dit betekent dat Hij het hart van de mensen door en door kent. Hij kent alle overleggingen die daar plaatsvinden en die voor iedereen verborgen zijn.

Daarbij let Hij “op al hun daden”. Zowel de innerlijke overwegingen, de drijfveren van de mensen, als hun uiterlijke daden kent Hij. En dat niet alleen. De mens kan niet alleen nooit Gods plannen dwarsbomen, maar God beheerst de mens en gebruikt hem tegen wil en dank om Zijn plannen uit te werken en Zijn doel te bereiken. We zien hetzelfde bij de duivel. Dit verandert niets aan de verantwoordelijkheid van de mens en van de duivel. Zij worden volledig verantwoordelijk gesteld voor “al hun daden”. Het maakt alleen duidelijk dat God boven alles staat en zelfs de opstand van de mens kan gebruiken voor Zijn doel.

Copyright information for DutKingComments