Psalms 33:3

Inleiding

Na de vergeving in de vorige psalm volgt in deze psalm nog eens de oproep tot een lofzang voor die vergeving. Psalm 33 heeft geen titel. Dit onderstreept het feit dat deze psalm bij de vorige psalm hoort. Het eerste vers sluit aan op het laatste vers van de vorige psalm (Ps 33:1; Ps 32:11).

In Psalm 33 wordt God voorgesteld op een wijze die de lofzang stimuleert. Dit geldt in het bijzonder voor het volk dat God als eigendom voor Zichzelf heeft verkozen (Ps 33:12). Deze psalm gebruikt dan ook geen ik-vorm, maar alleen de wij-vorm. De wetenschap uitverkoren te zijn is een bijzondere aanleiding om God te prijzen. Dat geldt zeker voor ons, nieuwtestamentische gelovigen, die Hij heeft uitverkoren tot het zoonschap voor Zichzelf (Ef 1:3-7).

Er is in deze psalm geen sprake van vijanden of vervolging of verdrukking. God wordt bezongen als de allerhoogste Heerser. Het doet denken aan de tijd na de grote verdrukking, als de heidense verdrukkers zijn verdelgd en Israël in vrede in het land woont. Het is dan ook een psalm waarin we de gevoelens van dank van het overblijfsel beluisteren.

Zing voor de HEERE

Na Psalmen 1, 2 en 10 is dit de vierde psalm die geen dichter vermeldt. Hij sluit direct aan op het laatste vers van de vorige psalm (Ps 32:11). Deze voortzetting maakt een opschrift overbodig. Evenals daar spreekt de dichter hier tot de “rechtvaardigen” en de “oprechten” (Ps 33:1). In iets andere woorden herhaalt hij de oproep tot de “rechtvaardigen” om “vrolijk in de HEERE” te zingen (Ps 32:11). Driemaal klinkt aan het begin van deze psalm de oproep om de HEERE te loven: in Ps 33:1, Ps 33:2 en Ps 33:3. Daartoe worden de rechtvaardigen in verschillende bewoordingen opgeroepen om dat met muziekinstrumenten te doen.

Hij zegt vrolijk ‘in de HEERE’ te zingen, niet ‘tot’ de HEERE, hoewel dat er natuurlijk ook bij hoort, wat hij ook in Ps 33:2 en Ps 33:3 zegt. ‘In de HEERE’ omvat meer dan ‘tot’ de HEERE. Het geeft de sfeer en ook de kracht aan waarin vrolijk wordt gezongen. Het vrolijke lied is de weergave van een leven dat gekenmerkt wordt door alles wat de HEERE is en heeft gedaan. Daardoor kunnen de gelovigen als rechtvaardigen worden aangesproken. Dat ze rechtvaardigen zijn, betekent dat ze volkomen geschikt gemaakt zijn om met blijdschap en dankbaarheid in Gods tegenwoordigheid te zijn.

Het is dan ook gepast dat de rechtvaardigen, die ook “oprechten” worden genoemd, “een lofzang” zingen. Het Hebreeuwse woord voor lofzang, tehilla, heeft aan het boek Psalmen zijn Hebreeuwse naam gegeven, tehillim. De “oprechte”, iemand die innerlijk recht voor God staat, zal door een lofzang uiting aan zijn bewondering voor God en al Zijn weldaden geven. Als je iemand bewondert, houd je dat niet voor jezelf. Je laat het horen aan het voorwerp van je bewondering en doet dat luid, zodat ook anderen horen hoezeer je de ander bewondert.

Die bewondering komt ook niet in algemene, vage woorden tot uiting, maar in een beschrijving van alles wat er te bewonderen valt. We zien dat bijvoorbeeld bij de beschrijving die de bruid in Hooglied geeft van de bruidegom (Hl 5:9-16). De psalmdichter geeft vanaf Ps 33:4 woorden aan zijn bewondering van God. Hij beschrijft Zijn almacht en verhevenheid en Zijn bijzondere betrekking tot het volk dat Hij Zich tot een eigendomsvolk verkozen heeft.

Het loven en zingen wordt begeleid “met de harp” en “de tiensnarige luit” (Ps 33:2). In de Israëlitische, oudtestamentische erediensten spelen muziekinstrumenten een belangrijke rol. David heeft ze daarvoor bedacht en gemaakt (2Kr 7:6; 2Kr 29:27; Ne 12:36; Am 6:5). In de christelijke, nieuwtestamentische eredienst is dat anders. Wij zingen voor God in onze harten (Ko 3:16). De christen aanbidt God op een geestelijke wijze (Jh 4:24). Aanbidding is geestelijk, het gebeurt met onze geest onder de werking van Gods Geest.

Wij mogen de Heer met steeds nieuwe liederen lofzingen (Ps 33:3). Het nieuwe lied is het lied van de verlossing (Ps 40:4; Ps 98:1) als gevolg van de vergeving in Psalm 32. Het kan worden gezongen door ‘vernieuwde mensen’, dat zijn allen die verlost zijn door het kostbare bloed van Christus. Het zal speciaal gezongen worden door de Israëlieten aan het begin van het vrederijk (Op 14:3).

Elke nieuwe ervaring van Wie God is, is aanleiding voor een nieuw lied. Ook liederen die we al vaker hebben gezongen, worden na een nieuwe ervaring van Gods goedheid op een nieuwe, een dieper doorleefde manier gezongen. Elke nieuwe ontdekking van Gods goedheid is een gelegenheid voor een nieuw lied. De begeleiding is “welluidend met vrolijke klanken”. Het betekent dat het gebeurt door bazuinen of trompetten als een aangename uiting van de hoogste vreugde die een weldaad is om naar te luisteren.

Copyright information for DutKingComments