Psalms 34:20

Nederlandse verzen (18-23)

God antwoordt en verlost

Deze verzen zijn een nadere uitwerking van Ps 34:16. We zien in deze verzen dat de rechtvaardigen ook door zware rampen getroffen kunnen worden, maar dat de HEERE hen bewaart en redt. Tegelijkertijd ervaart de rechtvaardige dat de HEERE goed is (Ps 34:9). Wat David uit eigen ervaring kent, geldt ook voor alle rechtvaardigen: “Zij roepen en de HEERE hoort, Hij redt hen uit al hun benauwdheden” (Ps 34:18).

Door de benauwdheden, door zware slagen in het leven, worden de rechtvaardigen “gebrokenen van hart” en “verbrijzelden van geest” (Ps 34:19). Hun hart, de kern van hun bestaan, is gebroken. Hun geest, hun levenskracht, is verbrijzeld. Het gaat om de situatie waarbij je geen uitzicht meer hebt behalve de toevlucht naar de HEERE (Js 66:2). Als je dan je toevlucht bij Hem zoekt, zal Hij altijd bescherming geven. Deze kenmerken zijn voor God offers waarin Hij een welgevallen heeft en die Hij niet veracht (Ps 51:19). Bij hen die deze kenmerken hebben, woont Hij (Js 57:15). Hij is hen zo “nabij”, dat Hij klaarstaat en helpt en verlost zodra zij roepen.

Dat “de rechtvaardige … veel ellende” heeft (Ps 34:20), lijkt in strijd met de wens om goede dagen te zien. De rechtvaardige wordt niet getroffen door een beetje ellende, maar door ‘veel ellende’. Het leven van de rechtvaardige is niet beperkt tot het leven hier-en-nu, maar gaat door in het vrederijk en wordt daar ten volle geleefd. De HEERE redt de rechtvaardige “uit dat alles”, uit al die ellende, door hem aan de zegen van het vrederijk te laten deelhebben.

Wat David in Ps 34:21 zegt, sluit daarop aan. De HEERE bewaart al de beenderen van de rechtvaardige, “niet één daarvan wordt gebroken”. De rechtvaardige zal geen wezenlijke, onherstelbare schade lijden van alle ellende die hem treft. Deze bijzondere bescherming door God van de rechtvaardige die lijdt, wordt op speciale wijze letterlijk door Christus ervaren als Hij aan het kruis hangt (Jh 19:36; Ex 12:46; Nm 9:12). De bescherming van God van Christus, maar ook van de martelaars van de grote verdrukking, gaat over de dood heen.

Christus heeft als enige Mens volkomen beantwoord aan alles wat David in de Ps 34:13-15 heeft gezegd. Toch is er geen mens die meer ellende heeft gezien en ervaren dan Hij (Kl 3:1-6). Dit maakt duidelijk dat alle zegen die met een Godvruchtig leven gepaard gaat op aarde innerlijk wordt beleefd en na de opstanding ook in uiterlijk opzicht. De Heer Jezus wordt ‘uit’ al Zijn benauwdheden verlost, niet door voor het lijden en de dood gespaard te blijven, maar als God Hem opwekt uit de doden.

Zo zal het gaan met alle rechtvaardigen die “veel ellende” hebben. Zij delen in het goede in de opstanding omdat de Rechtvaardige een lijden heeft ondergaan dat zij niet hebben kunnen ondergaan en dat is het lijden voor hun zonden. Daardoor zijn zij tot God gebracht en rechtvaardigen geworden (1Pt 3:18). Christus is niet rechtvaardig geworden, maar altijd de Rechtvaardige geweest. Daarom heeft Hij dit noodzakelijke en unieke werk voor de verlossing uit de macht van de zonde kunnen doen.

In Ps 34:22 komt David terug op wat hij in Ps 34:17 heeft gezegd over hen die kwaad doen. Hij spreekt hier over “de goddeloze” en over “wie de rechtvaardige haten”. Bij ‘de goddeloze’ kunnen we denken aan iemand die zich niet laat leiden door de vrees van of eerbied voor de HEERE, in tegenstelling tot de rechtvaardigen (Ps 34:16), de leerlingen van de wijsheidsleraar. De weg van de goddeloze vergaat (Ps 1:6). We kunnen bij de goddeloze ook denken aan de antichrist. Het kwaad dat hij doet, zal hem doden. Hij graaft zijn eigen graf. De anderen zijn volgelingen van hem.

Deze volgelingen staan schuldig aan het haten van ‘de rechtvaardige’. Hier kunnen we aan David denken, die hier een schaduwbeeld van de Heer Jezus is (Hd 2:30; 31). Christus is de Rechtvaardige bij uitstek (Js 53:11). Daarnaast is David ook een voorbeeld voor de gelovigen, zowel in deze tijd als profetisch voor het gelovig overblijfsel in de eindtijd.

Tegenover de dood die over de goddeloze en zijn volgelingen komt, staat wat de HEERE doet met hen die Hem vrezen (Ps 34:23). Hij verlost hun ziel. Het Hebreeuwse woord betekent verandering van eigenaar door het betalen van een prijs. De antichrist zal velen van het gelovig overblijfsel doden, maar tegelijkertijd hebben deze martelaars de overwinning behaald over de antichrist (Op 15:2).

David noemt hen “dienaren” van God. Uiteindelijk wordt hiermee dan het overblijfsel bedoeld wanneer het in de zegen van het vrederijk is aangekomen. Zij zijn heel Israël dat behouden zal worden (Rm 11:26). Dan is vervuld wat God na de verlossing uit Egypte van Zijn volk heeft gezegd: “U dan, u zult voor Mij een koninkrijk van priesters en een heilig volk zijn” (Ex 19:6).

Zover is het nu nog niet. De omstandigheden maken dat zij die werkelijk Zijn volk zijn, “tot Hem de toevlucht” moeten nemen. Daar zijn ze veilig voor de vijandschap van hen die hen haten. Zij “worden niet schuldig verklaard”. Dit staat tegenover hen die hen haten, want zij worden wel schuldig verklaard, zoals in het vorige vers staat. Deze ‘niet-schuldigverklaring’ danken ze aan Hem Die voor hen schuldig is verklaard en het oordeel voor hun zonden op het kruis heeft gedragen.

Copyright information for DutKingComments