‏ Psalms 37:24

Nooit verlaten

Het is een grote zegen te mogen weten dat “de voetstappen van [die] man”, dat is van de rechtvaardige, “door de HEERE vastgezet”, of bevestigd, worden (Ps 37:23). God zorgt ervoor dat de rechtvaardige door Hem wordt geleid in omstandigheden waarin de weg niet meer zichtbaar is. In de weg van die rechtvaardige vindt Hij Zijn vreugde. Deze vreugde heeft God volmaakt gevonden in de weg die de Heer Jezus op aarde is gegaan. Hij heeft Zich in alles door Zijn God laten leiden. Daarom kunnen wij worden opgeroepen Zijn voetstappen na te volgen (1Pt 2:21).

Als we enigszins beseffen dat de wereld vol valstrikken en valkuilen is, zal de wetenschap dat God onze voetstappen vastzet, ons met grote dankbaarheid vervullen. We zijn dan in Zijn weg. We gaan die weg als we ons door de Heilige Geest laten leiden. Dan zullen we, net als Mozes, aan God vragen: “Maak mij toch Uw weg bekend” (Ex 33:13). Mozes vraagt niet een weg, maar Uw weg, Gods weg.

Al zou de rechtvaardige vallen (Ps 37:24), hij zal niet blijven liggen, want de HEERE zal hem aan zijn hand omhoogtrekken (vgl. Sp 20:24; Sp 24:16a; Dt 33:27). Als iemand Gods weg gaat, kan hij daarin struikelen, ofwel een zonde begaan. Maar hij zal niet blijven liggen, want de HEERE zal hem herstellen. Hij zal niet worden weggeworpen, want hij mag rekenen op de ondersteuning van God.

David spreekt uit ervaring (Ps 37:25). Hij is “oud geworden”, maar is niet vergeten dat hij ook “jong geweest” is. Gedurende zijn hele leven heeft hij “de rechtvaardige nooit verlaten gezien”. Het betekent niet dat een gelovige geen problemen kent. God heeft ons geen makkelijke reis beloofd, wel een behouden aankomst. Dit is een geweldige bemoediging voor een gelovige om te volharden. Heel de tijd dat David door Saul wordt achtervolgd, heeft God hem en zijn mannen steeds voorzien van wat zij nodig hebben. Dat geldt ook voor hun kinderen.

Het ervaren van Gods voorzieningen is het ervaren van Zijn ontfermingen. Wie zich dat realiseert, zal zelf ook zo gaan handelen naar anderen toe (Ps 37:26). Wie gezegend is en daar God de eer voor geeft, zal van zijn zegen aan anderen uitdelen. Dat doet hij niet zo af en toe, maar “de hele dag”. Hij “ontfermt … zich en leent uit” en gaat daar steeds mee door. Dat zal worden voortgezet door “zijn nageslacht”. De zegen die de rechtvaardige ontvangt, gaat van geslacht tot geslacht. Zijn kinderen hebben gezien hoe hij in gemeenschap met God heeft geleefd. Zij volgen hem daarin na en zijn op hun beurt ook weer “tot zegen”. Zij zijn gezegend en tot zegen voor anderen.

Er is ook een andere kant aan deze zaak: er moet een afwijken van het kwade zijn (Ps 37:27). Het kwade bestaat in dit verband uit het zich niet houden aan het verbond van God, waardoor de beloofde zegen wordt verspeeld. Het afwijken van het kwaad moet worden gevolgd door “het goede” doen. Dat houdt in het zich houden aan het verbond van God met Abraham. Het goede doen betekent doen wat God verwacht. Voor het gelovig overblijfsel is het gevolg dat ze voor eeuwig de aarde bewonen, dat is de vervulling van de landbelofte die God aan Abraham heeft gedaan. Voor ons betekent het dat we het erfdeel dat voor ons in de hemel is weggelegd, zullen ontvangen.

Het bewonen van de aarde is als het ware een beloning van de HEERE. Hij geeft die, want Hij “heeft het recht lief” (Ps 37:28). Op grond van recht geeft Hij het hun. Tegelijk blijft Hij bij “Zijn gunstelingen”. Deze uitdrukking maakt duidelijk dat zij voorwerpen van Zijn gunst, van Zijn genade, zijn. Zij krijgen de zegen, niet omdat zij beter zijn dan de goddelozen, maar omdat Hij hen naar de verkiezing van Zijn genade heeft gespaard.

Ook hier vinden het Hebreeuwse chasidim, ofwel gunstgenoten, namelijk diegene die trouw zijn aan het verbond met de HEERE. Deze zijn degenen die de zegeningen van de HEERE zullen ontvangen, van geslacht tot geslacht. En aangezien ook de HEERE trouw is aan Zijn verbond, kan Hij Zijn gunstgenoten nooit verlaten. In overeenstemming met hetzelfde verbond zullen de goddelozen, diegenen die het verbond overtreden, worden uitgeroeid.

Een gunsteling van de HEERE zijn houdt nog meer zegen in. Hij zal hen namelijk “niet verlaten; voor eeuwig worden zij bewaard”. Hij houdt ook Zijn beschermende hand over hen en bewaart hen, zodat ze zullen kunnen genieten van wat Hij hun heeft toegezegd. Wat er met “het nageslacht van de goddelozen” gebeurt, staat daarmee in schril contrast: dat “wordt uitgeroeid”. Wie deze tegenstelling goed ziet, zal niet jaloers zijn op de tijdelijke voorspoed van de goddelozen of zich daarover opwinden.

Copyright information for DutKingComments