Psalms 37:35-36

Het einde van de rechtvaardige

De rechtvaardigen zullen de aarde erfelijk bezitten (Ps 37:9; 11), maar zover is het nog niet. Daarom worden zij opgeroepen om op God te wachten (vgl. Ps 37:7; 9) en zich aan Zijn weg te houden (Ps 37:34). Zij hebben geduld nodig. Zij wachten op Iemand voor Wie tijd en haast geen rol spelen. Hij weet de juiste tijd om te handelen en zal dat op die tijd ook doen. Van Hem is de aarde (Ps 24:1) en Hij is daarom Degene Die het erfdeel kan geven. Hij zal dan de rechtvaardigen “verheffen om de aarde te bezitten”. De rechtvaardigen zullen er op dat moment ook ooggetuige van zijn dat “de goddelozen worden uitgeroeid”.

In de Ps 37:35-36 vertelt David nog een ervaring die hij heeft opgedaan in zijn leven met betrekking tot “een gewelddadige goddeloze” (Ps 37:35). Hij heeft gezien hoe het deze goddeloze voor de wind is gegaan. In dichterlijke taal beschrijft hij de voorspoed van deze mens en vergelijkt hem met “een bladerrijke inheemse boom”, “die zich wijd vertakte”. Het lijkt allemaal geweldig en indrukwekkend.

Maar het leven van die mens “ging voorbij, en zie, hij was er niet [meer]” (Ps 37:36). Het is abrupt en radicaal afgelopen met hem. David heeft nog naar hem gezocht, “maar hij was niet te vinden”. Zo gaat het met de goddelozen. Ze hebben wel voorspoed, maar ze zullen spoedig onvindbaar verdwenen zijn. Ze houden geen stand in het gericht (Ps 1:5).

Dit is een grote tegenstelling met “de vrome” of de Godvrezende (Ps 37:37). David raadt de luisteraars aan op die vrome te letten. Ze kunnen van zijn voorbeeld leren, daar moed uit putten. Ze moeten ook zien “naar de oprechte”. Hoe anders is “het einde van [die] man”. Net als bij de goddeloze (Ps 73:17) moeten we ook bij de rechtvaardige op zijn einde letten. Zijn einde “zal vrede zijn”. Hij zal in vrede sterven en in vrede in de opstanding het vrederijk binnengaan en duizend jaar in vrede leven. Zo kunnen wij kijken naar voorgangers in het geloof, op het einde van hun wandel letten en hun geloof navolgen (Hb 13:7).

Nog eens wijst hij in contrast daarmee op het einde van de overtreders en de goddelozen (Ps 37:38). “De overtreders worden tezamen weggevaagd”, er blijft niets van hen over. Wat de goddelozen betreft, hun “einde … wordt afgesneden”. Wegvagen gebeurt met een handbeweging. Afsnijden gebeurt door een mes, het mes van het oordeel. Bij ‘einde’ kunnen we zowel in Ps 37:37 als in Ps 37:38 ook denken aan de nakomelingen. Dat wil hier zeggen dat ook de nakomelingen van de goddelozen worden afgesneden.

Als een eindconclusie zegt David wat het deel van de rechtvaardigen zal zijn (Ps 37:39-40). Hun “heil [of: behoudenis] … komt van de HEERE” (Ps 37:39). Omdat de behoudenis van de HEERE komt, kan er geen twijfel over bestaan dat deze zeker en vast komt. En als de rechtvaardigen het, terwijl ze op de behoudenis wachten, benauwd krijgen, dan is Hij “hun kracht ten tijde van de benauwdheid”. Dit slaat op het gelovig overblijfsel in de tijd van de grote verdrukking, die “een tijd van benauwdheid voor Jakob” wordt genoemd (Jr 30:7). Hij zal hen daarin met Zijn kracht bijstaan.

De HEERE zal hen in die tijd van benauwdheid “helpen” en hen daaruit uiteindelijk ook uit “bevrijden” (Ps 37:40). Nog een keer zegt David dat de HEERE hen zal “bevrijden van de goddelozen en hen verlossen”. Ze mogen daar vast en zeker op rekenen, “want zij hebben tot Hem de toevlucht genomen”. Dit betekent dat ze Hem vertrouwen, waardoor elke wanhoop en twijfel verdwijnt.

Zo maakt deze psalm duidelijk hoe de HEERE tijdens de grote verdrukking het volk zal louteren (Ml 3:2-3). Kan er een nog krachtiger garantie worden gegeven van de uiteindelijke zegen van de rechtvaardige? Is nu niet elke woede over en jaloersheid op de voorspoed van de goddeloze verdwenen? Wie wil nog ruilen met de goddelozen als hij dit allemaal overweegt?

Copyright information for DutKingComments