Psalms 41:1

Inleiding

In deze psalm horen we de Geest van Christus in het overblijfsel spreken. Er is veel waarin we Christus zien. Veel verzen zijn op Hem van toepassing. Dit is zeker het geval met Ps 41:10, dat door de Heer Jezus wordt aangehaald. In dat vers spreekt de Geest van Christus over wat Judas Hem zal aandoen (Jh 13:18).

Het gaat in deze psalm om de uitwerking van de ongerechtigheden uit de vorige psalm (Ps 40:13). Dat wil zeggen dat het gaat om de loutering van de zielen van het overblijfsel. De loutering vindt plaats door een ziekte die het gevolg is van de ongerechtigheden van de psalmist, die ook een type van het gelovig overblijfsel is. De vijanden zijn zij die verblijd zijn door de ziekte en hopen dat de psalmist door de ziekte zal omkomen.

Opschrift

Voor “een psalm van David” zie bij Psalm 3:1.

Voor “voor de koorleider” zie bij Psalm 4:1.

De omstandigheden waaronder David deze psalm heeft gedicht, zijn niet bekend.

Nederlandse verzen (2-5)

Welzalig de barmhartige

Deze laatste psalm van het eerste boek van Psalmen begint met “welzalig” (Ps 41:2). De eerste psalm begint daar ook mee (Ps 1:1). In Psalm 1 wordt de man “welzalig” genoemd die God en Zijn Woord liefheeft. In Psalm 41 wordt de man “welzalig” genoemd die zijn naaste liefheeft en dat bewijst door aandacht aan hem te besteden en wijs met hem om te gaan. Dit wijst ons op de twee uitingen van het nieuwe leven van de nieuwtestamentische gelovige die Johannes in zijn eerste brief beschrijft: God liefhebben en de broeder liefhebben (1Jh 4:20-21).

De “ellendige” over wie David spreekt, is in de eerste plaats de Heer Jezus. ‘Ellendig’ betekent hier ‘zwak’, ‘gering’. Ieder “die verstandig omgaat met een ellendige”, trekt zich Zijn lot aan en vereenzelvigt zich met Hem. Het gaat hier om de arme (2Ko 8:9) Ellendige Die door Zijn wijsheid uitredding en behoudenis kan geven (Pr 9:15). De ‘verstandige’ is de maskil, iemand die door God is onderwezen (Mt 11:29). Zo iemand heeft oog voor degene op wie Gods oog met welgevallen rust. Daardoor toont hij dat hij de gezindheid van Christus heeft, dat hij bij Hem hoort. Hij vertoont Zijn kenmerken, ook het kenmerk van een ellendige of arme (vgl. Mt 5:3; Lk 6:20).

Zo’n verstandige zal, evenals Christus, “in dagen van onheil” door God worden bevrijd. God zal met hem doen in overeenstemming met wat hij met anderen heeft gedaan (Mt 5:7; vgl. Mt 25:40; Mt 10:42). De ‘dagen van onheil’ zijn dagen dat degene die verstandig met een ellendige omgaat, een voorwerp is van de haat van de vijanden en hun vijandschap bijzonder ervaart. Zij hopen dat de psalmist zal sterven (Ps 41:6). Voor het gelovig overblijfsel zijn het de dagen van de grote verdrukking, die ook gepaard gaat met vijandschap van binnenuit.

In Ps 41:3 zegt David van de Godvrezende getrouwe dat God hem “zal … bewaren en hem in het leven behouden”. Dit kunnen we toepassen op de geestelijke toestand van het overblijfsel, die vergelijkbaar is met een ziekte. De belofte is dat God de getrouwe zal genezen en dus in het leven zal behouden (vgl. Ps 41:4; 9).

Hij zal “op aarde gelukkig gemaakt worden”, dat is in de tijd van het vrederijk als de Messias zal regeren. De aarde is met name het land Israël. Het gebed om niet te worden overgegeven “aan het verlangen van zijn vijanden”, wordt verhoord. God verhoort altijd het gebed van de Godvrezende. Zijn vijanden trekken altijd aan het kortste eind.

De trouwe gelovige krijgt de verzekering dat God hem zal “ondersteunen op [zijn] rustbank” (Ps 41:4). De rustbank is hier, gezien het verband, het ziekbed. Ondersteunen wil zeggen innerlijk kracht geven om zijn ziekte te dragen en dat God hem de zekerheid geeft dat hij zal genezen. Alles kan tegen hem lijken te zijn als hij krachteloos op zijn rustbank ligt, geveld door een ziekte. De vijanden zien daarin een bewijs dat God tegen hem is en wachten op een kans om hem om te brengen.

Maar David bemoedigt de zieke en richt zich voor hem rechtstreeks tot God. In vertrouwen spreekt hij het uit dat God “heel zijn [ziek]bed anders maakt”. Het ziekbed is veroorzaakt door een zonde. Heel het ziekbed wordt anders gemaakt, dat wil zeggen dat alles verandert en omgekeerd wordt, door de ondersteuning van de HEERE. De HEERE geeft die ondersteuning omdat er berouw over en belijdenis van de zonde is. Op grond daarvan is er vergeving en genezing (Ps 103:3).

Het overblijfsel zal zich bewust zijn van hun zonden, waarvan de ziekte het gevolg is (Ps 41:5). Zij zullen het uitspreken en erkennen dat ze tegen God hebben gezondigd met een tweevoudige zonde: het verwerpen van Christus en het aannemen van de antichrist. Daarvoor doen ze een beroep op genade. Niet alleen hun lichaam, maar ook hun ziel, hun hele wezen, is ziek door het besef dat ze hebben gezondigd. Door de genade van God zullen ze zien dat de Messias hun zonden heeft gedragen, waardoor hun ziel zal genezen en er rust zal komen (vgl. Gn 45:5b).

Copyright information for DutKingComments