Psalms 45:6

Nederlandse verzen (4-10)

Koning en Bruidegom

Koning David in zijn overwinningen is een type van de Christus Die al Zijn vijanden zal overwinnen. De schoonheid van de Heer Jezus in Ps 45:3 blijkt niet alleen uit Zijn woorden, maar ook uit Zijn daden, die vanaf Ps 45:4 worden genoemd. Vanaf Ps 45:4 gaat het over de tweede komst van de Heer Jezus op aarde.

Het begint met een aansporing van het gelovig overblijfsel voor de Heer Jezus om Zijn zwaard aan de heup te gorden en uit te rijden voor de zaak van Gods heiligheid en gerechtigheid. Het doel hierbij is, net als bij de genade van Ps 45:3, de handhaving van de eer van God en het tonen van de schoonheid van de Koning. Hij zal de handhaving afdwingen en Gods koninkrijk in het vrederijk gestalte geven.

Christus is de “Held”, de Man met kracht en bekwaamheid om alles en iedereen te overwinnen. Tegen Hem is niemand bestand (Js 42:13). Het zwaard van Zijn majesteit en Zijn glorie aan de heup is Zijn Woord, waarmee Hij alles wat Zich tegen God verzet, neerslaat en aan Zich onderwerpt. Het beeld is dat van een koning die ten strijde trekt met zijn zwaard omgord. Het zwaard wil zeggen dat de Koning nu niet alleen komt als Redder, maar ook als Rechter. Dat het zwaard de kenmerken van Zijn majesteit en Zijn glorie draagt, wijst op de overwinningen die de Koning in het verleden heeft behaald.

Er wordt tegen Hem gezegd voorspoedig in Zijn glorie uit te rijden (Ps 45:5). Het is een wens en tegelijk een profetische beschrijving. Altijd is Hij voorspoedig en omgeven door glorie, zowel in Zijn vernedering als in Zijn verhoging. Het gaat nu om de Koning Die ten strijde trekt en voorspoedig zal zijn in Zijn oorlogsvoering. Als Hij in glorie verschijnt, zit hij “op het woord van waarheid, zachtmoedigheid en gerechtigheid” alsof Hij op een paard zit. Zijn woord, wat Hij zegt, is Zijn kracht. Zachtmoedigheid herinnert aan zijn eerste komst (Zc 9:9). Hij heeft de kenmerken daarvan niet verloren als Hij in majesteit optreedt.

Door Zijn woord heeft Hij de werelden geschapen (Hb 11:3). Door Zijn woord zal Hij het recht op de in zonde gevallen wereld weer opeisen (vgl. Op 19:11; 15a) en de zonde oordelen (Jh 12:48). Hij zal, wanneer Hij terugkomt, in waarheid, zachtmoedigheid en gerechtigheid regeren. “Waarheid” wil zeggen dat Hij absoluut betrouwbaar is in woord en daad en dat elke leugen of leugenachtigheid absoluut ontbreekt. “Zachtmoedigheid” is noodzakelijk om bij God te kunnen zijn (Js 57:15). “Gerechtigheid” houdt in dat alles wat Hij zegt en doet volledig in overeenstemming is met Gods heilige eisen en Zijn verbond.

Het is onze opdracht nu al in het koninkrijk van God – dat nu nog een koninkrijk in verborgenheid is, de wereld ziet het niet – Christus in zachtmoedigheid te dienen (Rm 14:17-18).

De kracht van het oordeel zien we in de rechterhand. De rechterhand is de hand van kracht en van eer. Hij zal Zijn rechterhand besturen om ontzagwekkende daden te verrichten. Wat Hij in oordeel doet, zal verbazing en verwondering oproepen. Het zijn prestaties die nooit eerder in enige oorlog zijn vertoond aan kracht en dapperheid. Het beschrijft de grote veroveringen van de Messias waarmee Hij de hele wereld aan Zich onderwerpt.

Hij gaat ten strijde en zal al Zijn vijanden volledig vernietigen. Daarna vestigt Hij Zijn heerschappij die is gegrond op waarheid. Hij regeert in volmaakte gerechtigheid en doet dat niet als een meedogenloze heerser, maar in zachtmoedigheid.

De scherpe pijlen die Hij afschiet, zijn Zijn woorden die het hart van Zijn vijanden treffen en waardoor de vijandige volken onder Hem zullen vallen (Ps 45:6; vgl. Jh 12:48b). Het Woord van God is scherp en daardoor diep indringend en dodelijk voor wat daarmee niet in overeenstemming is (Hb 4:12). Geen volk zal voor Hem standhouden.

Al Zijn vijanden, waarbij we kunnen noemen de koning van het noorden, dat is de Assyriër, het beest uit de zee en het beest uit de aarde, dat zijn de dictators van respectievelijk het herstelde Europa en de afvallige massa van Israël, en de vorst van het uiterste noorden, zijn allemaal vijanden die onder Hem zullen neervallen. Het is de overwinning van de waarheid van het Woord.

God zegt tegen Zijn Koning dat Zijn troon “eeuwig en altijd bestaat” (Ps 45:7). Hij spreekt Hem aan als “o God”. De schrijver van de brief aan de Hebreeën haalt dit vers en het volgende vers aan als bewijs dat de Mens Christus de Zoon van God is en daarom God is en daarmee ver verheven is boven de engelen (Hb 1:8-9). God spreekt over Zijn troon. Het is een eeuwige troon omdat rechtmatigheid de grondslag ervan is.

Als Mens zit Hij op de troon. Op dit moment zit Hij niet op Zijn eigen troon, maar op de troon van de Vader (Op 3:21). In de toekomst zal Hij op Zijn eigen troon zitten (Mt 25:31). Op welke troon Hij ook zit, Zijn troon staat onwankelbaar vast, en Hij Die erop zit, is door geen macht ter wereld van de troon te stoten. Het is Zijn troon op aarde waarop Hij na wat hiervoor in de Ps 45:5-6 is beschreven, is gaan zitten. Hij heeft rechtmatig bezit van de troon genomen.

De Messias oefent Zijn heerschappij, waarvan de scepter het symbool is, op een rechtvaardige wijze uit. Het is “de scepter van rechtvaardigheid”. Niemand kan de rechtvaardigheid van Zijn regering ter discussie stellen. Elke grond daarvoor ontbreekt, want Hij regeert volgens de rechtvaardige wet van God. Alles wat Christus bezit, bezit Hij rechtvaardig. Wat de bruid bezit en wat de gelovigen bezitten, bezitten zij uit genade, die wel is gebaseerd op de gerechtigheid die Hem eigen is en hun wordt toegerekend.

God spreekt tot Zijn Zoon en zegt tegen Hem dat Hij op Zijn eigen troon zal gaan zitten. Zijn liefde voor gerechtigheid en Zijn haat voor goddeloosheid zijn de redenen waarom Hij zo’n bijzondere plaats krijgt (Ps 45:8). ‘Goddeloosheid’ is in de aanhaling in Hebreeën 1 weergegeven met ‘wetteloosheid’ (Hb 1:9). Wetteloosheid is het wezen van de zonde, want “de zonde is de wetteloosheid” (1Jh 3:4). Het is niet slechts het overtreden van de wet van God, maar het ontkennen van welk gezag dan ook, en zeker dat van God. Dat haat de Heer Jezus, Die altijd volmaakt het gezag van God heeft erkend en gehandhaafd.

Christus is absoluut uniek in Zijn liefde voor gerechtigheid en Zijn haat van goddeloosheid. Hij is de Enige op de hele aarde van Wie dat door God kan worden gezegd. “Daarom”, om die reden, heeft Hij van God zo’n unieke plaats gekregen. Is Hij het dan niet waard om ook in onze harten die unieke plaats te krijgen?

Zijn zalving met vreugdeolie is de uitdrukking van Wie Hij voor het hart van God is. Er is niet alleen sprake van olie. Daarmee is Hij al tot Koning gezalfd. Hier is sprake van en bijzondere zalving, die gebeurt met “vreugdeolie”, omdat het de dag van Zijn bruiloft is. Hij wordt gezalfd “boven zijn metgezellen”. Zijn metgezellen zijn profetisch het gelovig overblijfsel. Zij hebben eerst het lijden met Hem gedeeld en nu delen zij in Zijn verheerlijking en vreugde (vgl. Rm 8:17). Zijn zalving toont aan dat Hij onder hen de Eerste is (Hb 1:9). Iedere gelovige verlangt ernaar dat aan Hem, Die zoveel onrecht in Zijn leven op aarde is gedaan, recht gedaan zal worden.

Mirre en kaneel (Ps 45:9) zijn bestanddelen van de heilige zalfolie die speciaal voor God is (Ex 30:22-25; 31-33). Daarvan geurt de kleding van de Bruidegom (vgl. 2Ko 2:15). De Messias is er in de eerste plaats voor God. Hij wordt beschreven in Zijn heerlijkheden. We vinden die specerijen ook terug bij de bruid als zij in Hooglied door de Bruidegom wordt beschreven (Hl 4:14).

In deze kleding verschijnt Hij wanneer Hij uit “de ivoren paleizen” komt. Salomo had een grote ivoren troon (1Kn 10:18), maar Hij Die meer is dan Salomo, woont in ivoren paleizen. Ivoor spreekt van het kostbare dat tevoorschijn komt doordat de dood van een ander heeft plaatsgevonden. Hier verschijnt Hij anders dan in het oorlogstenue in de vorige verzen (Ps 45:4-6). Behalve dat Hij is omgeven door een kostelijke geur van de vreugdeolie, is Hij vervuld van blijdschap vanwege de zalving met vreugdeolie.

De “koningsdochters” omringen de bruid (Ps 45:10). De koningsdochters zijn hooggeplaatste vertegenwoordigers van de volken die in het vrederijk zullen komen. De dochter van Tyrus (Ps 45:13) is een van hen. Zij vertegenwoordigt de rijkdommen van de volken. De volken komen met geschenken en delen in de algemene blijdschap van de bruiloft.

De koningin heeft een aparte plaats. Zij regeert samen met de Messias. Het woord voor koningin is hier het woord dat wordt gebruikt voor een vrouw die koningin wordt door haar huwelijk met de koning. De koningin is de aardse bruid van de Messias, dat is het gelovig overblijfsel, het Jeruzalem dat op aarde is. De aarde zal worden onderworpen aan Christus en aan Zijn aardse bruid. Er zijn twee uitzonderingen op die onderwerping: God (1Ko 15:27) en de gemeente, de hemelse bruid (Ef 1:22-23).

De koningin staat aan de rechterhand van de Koning. De rechterhand is behalve een symbool van kracht ook een verheven plaats, een plaats van eer (vgl. 1Kn 2:19; Mk 16:19; Hb 1:3). De koningin moet nog bij de koning worden gebracht (Ps 45:15; 16), maar de psalmist ziet dit tafereel al vooruit. Ze is gekleed “in het fijne goud van Ofir”. Het fijne of zuivere goud ziet op de heerlijkheid van God. De bruid ziet er zo schitterend uit, omdat God Zijn eigen heerlijkheid op haar heeft gelegd (Ez 16:14).

Copyright information for DutKingComments