Psalms 46:5

Nederlandse verzen (5-8)

God is een veilige vesting

De oordelen van God zijn als een machtige overstroming geweest (vgl. Js 8:7-8). Nu is er rust gekomen. Dat wordt in Ps 46:5 uitgebeeld. Tegenover het woeste tekeergaan van de zeeën staan de rustig stromende “beekjes van de rivier” in “de stad van God”. “Beekjes” is letterlijk ‘vertakkingen’, dat wil zeggen kanaaltjes en beekjes die zijtakken vormen van de grote rivier.

“De stad van God” is een van de titels van Jeruzalem (Ps 48:2; Ps 87:3). ‘Stad Gods’ is in het Hebreeuws een overtreffende trap. Ninevé wordt in Jona 3 letterlijk een grote stad Gods genoemd, wat door HSV vertaald is met “een geweldig grote stad” (Jn 3:3).

De woeste wateren zijn “in de stad van God” als het ware tot bedaren gebracht door Hem Die daar woont (vgl. Lk 8:22-25). Jeruzalem lijkt daardoor op een tweede paradijs (vgl. Gn 2:10-14; Js 51:3; Ez 36:35). De rivier herinnert aan de rivier die uitgaat van de troon van God in het hemelse Jeruzalem (Op 22:1; vgl. Ez 47:1-12; Jl 3:18; Zc 14:8).

Het is geen letterlijke rivier, maar het is de vrede, die als het ware als een rivier door de stad stroomt (vgl. Js 48:18). In tegenstelling tot bijvoorbeeld de Nijl, kent Jeruzalem geen letterlijk vertakte rivier. Een vertakte rivier spreekt van overvloed en vruchtbaarheid (irrigatie), in dit geval niet van water maar van vrede. Dan zal Jeruzalem eindelijk naar waarheid naar de betekenis van haar naam een stad van vrede zijn. Door de rivier van vrede heerst er een verkwikkende blijdschap in de stad van God.

Het is de stad van God omdat Zijn “heiligdom” daar is, dat zijn “de woningen van de Allerhoogste” (vgl. Ps 76:2-3). Bij ‘woningen’ kunnen we denken aan het heilige en het heilige der heiligen. De naam ‘Allerhoogste’ is de Naam van God in verbinding met het vrederijk (vgl. Gn 14:18-24).

Het is voor de zonen van Korach een bijzondere bemoediging te weten dat God “in haar midden is” (Ps 46:6; vgl. Js 12:6; Zf 3:17). Dan is Jeruzalem naar waarheid “de plaats die de HEERE, uw God, uit al uw stammen zal uitkiezen om Zijn Naam daar te vestigen” (Dt 12:5; 11; 14; 18; 21; 26). Dat maakt de stad ook tot de stad van God. Hier wordt de dorst van de ziel van de Godvrezende naar God, naar de levende God, gelest (Ps 42:2-3).

De gemeente die rondom de Heer Jezus samenkomt, kan ook zeggen dat Hij in haar midden is. Alleen door Zijn aanwezigheid is een plaatselijke gemeente een woonplaats van God (Mt 18:20). De Korachieten zijn door hun vlucht uit Israël wel verstoken van het heiligdom, maar niet van de God van het heiligdom. Door hun zicht op de Messias in de vorige psalm is het alsof ze het gemis van de tempel vergoed zien in het zien van Hem Die daar woont.

Omdat God in haar midden is, zal zij “niet wankelen”. “God haar zal helpen” in de strijd tegen overmachtige vijanden. Dit gebeurt “bij het aanbreken van de morgen” (vgl. Ex 14:24; Js 37:36). Zijn hulp bestaat uit het oordelen van de vijanden van Zijn volk, waarna “de morgen zonder wolken” (2Sm 23:4), dat wil zeggen het vrederijk aanbreekt. Dan gaat “de Zon der gerechtigheid” (Ml 4:2), dat is de Heer Jezus, op.

Tegen de tierende heidenvolken en de wankelende koninkrijken laat God Zijn stem klinken (Ps 46:7). God gebruikt hier niet Zijn hand, maar het zwaard uit Zijn mond, Zijn stem (vgl. Ps 2:4-5; Op 19:15a). Hij heeft eens gesproken en toen ontstond alles (Ps 33:6; 9). Als Hij in oordeel spreekt, smelt de aarde weg. Dat is de macht van Zijn stem, die op indrukwekkende wijze in Psalm 29 wordt beschreven (vgl. Ps 29:3-9).

Tegenover de tierende heidenvolken en de wankelende koninkrijken plaatst het geloof “de HEERE van de legermachten” (Ps 46:8). De vijanden zien Hem niet, maar het onmachtige gelovig overblijfsel ziet in het geloof op Hem, Die de Bevelhebber van alle legermachten is (vgl. 2Kn 6:14-17). Ze spreken nu over God als “de HEERE”, dat is de naam van God in verband met Zijn verbond. Hij is “de HEERE der legermachten”, dat is Zijn machtige krijgsnaam.

Tegelijk is Hij “de God van Jakob”, de God Die in genade de falende, hulpeloze Jakob helpt als hij in nood is. In Jakob die in nood is, zien we het gelovig overblijfsel van Israël in de “tijd van benauwdheid voor Jakob” (Jr 30:7). Als de heidenvolken en koninkrijken hen omringen en benauwen, zullen ze in Immanuel, God met ons, “een veilige vesting” hebben. Daardoor zijn ze onaantastbaar voor de vijanden.

Copyright information for DutKingComments