Psalms 47:4

Inleiding

Deze psalm sluit aan op de vorige waarin het overblijfsel tot rust is gekomen door de gedachte aan de aanwezigheid van de Messias in de stad van God. Er is wel verondersteld dat hierin de opperheerschappij van God wordt bezongen vanwege Zijn ingrijpen bij de belegering van Jeruzalem door Sanherib, waarbij Hij in één nacht honderdvijfentachtigduizend Assyrische soldaten heeft gedood (Js 37:36-37). Er is ook gedacht aan de overwinningen van koning Josafat.

Deze gebeurtenis is in elk geval een voorafschaduwing van het verslaan van de vijanden van Gods volk door de Heer Jezus, de Messias, in de eindtijd. Het verjaagde en verdrukte overblijfsel ziet in het geloof de dingen die op hun vervulling en voltooiing wachten alsof het moment al daar is. Het gevolg is, zoals in deze psalm wordt beschreven, dat de Heer Jezus, de Messias, wordt verheven en groot gemaakt als “een groot Koning over de hele aarde” (Ps 47:3), Die door alle volken zal worden aanbeden (Ps 47:10; vgl. Js 52:13; Op 15:4).

Psalm 46 en Psalm 48 spreken over Sion, de stad van God, de stad van de grote Koning (Ps 46:5; Ps 48:2; Mt 5:35), in Psalm 47 vinden we de grote Koning Zelf (Ml 1:14). Grote Koning betekent dat er geen koning is die met Hem te vergelijken is, ook Sanherib niet, al laat die zich zo noemen (2Kn 18:19). Hij is de Koning der koningen. Psalm 46 en Psalm 48 zijn lofzangen over de stad van de grote Koning, Psalm 47 is een lofzang over de grote Koning zelf. Psalm 46 gaat over de komst van de Koning om te oordelen, Psalm 47 gaat over de erkenning door de hele wereld dat Hij de grote Koning is, de Koning der koningen.

De psalm is door sela na Ps 47:5 in twee coupletten te verdelen die elkaar aanvullen. Het eerste couplet gaat over Gods liefde voor Zijn volk aan wie Hij volken onderwerpt (Ps 47:5). Het tweede couplet gaat over Gods heiligheid: Hij zit als Koning op Zijn heilige troon en regeert over alle volken (Ps 47:9).

We kunnen de psalm ook verdelen in twee coupletten die elk beginnen met een oproep om God te loven (Ps 47:2 en Ps 47:7) gevolgd door de reden. Beide coupletten bestaan uit tien regels (Ps 47:2-6 en Ps 47:7-10).

Opschrift

Voor “voor de koorleider” zie bij Psalm 4:1.

Voor “van de zonen van Korach” zie bij Psalm 42:1.

Nederlandse verzen (2-5)

God is Koning

De psalm begint met een oproep tot “alle volken” om in de handen te klappen (Ps 47:2). In de handen klappen is hier een uiting van verrukking en eerbetoon (2Kn 11:12; Js 55:12). Voor de ogen van de toeschouwers heeft zich een schouwspel voltrokken waarover ze zo verrukt zijn, dat ze niet anders kunnen doen dan in de handen klappen.

Ook de stem wordt gebruikt om uiting te geven aan de verrukking. Er klinkt gejuich “voor God met luide vreugdezang”. Dat de onderworpen volken Hem, Die hen onderworpen heeft, met vreugdezang bejubelen, wil zeggen dat dit alleen maar vervuld kan worden in het duizendjarig vrederijk. Dan zal dat zo zijn.

Deze vreugde-uitingen vinden plaats omdat “de HEERE, de Allerhoogste, … ontzagwekkend” is (Ps 47:3). God wordt hier “HEERE”, Jahweh, de God van het verbond met Zijn volk genoemd. Hij is voor Zijn volk opgetreden als “de Allerhoogste”, wat Zijn Naam is in verbinding met het vrederijk (Ps 9:3). In het vrederijk is Hij voor alles en iedereen “een groot Koning over de hele aarde” (vgl. Ml 1:14b). Hij bestuurt alles en heeft gezag over alles.

Die almachtige en alomtegenwoordige Koning is de Koning van Zijn volk. Zijn volk is dan niet meer een geslagen en vertrapt volk. Ze zijn niet meer de staart, maar het hoofd van de volken (Dt 28:13; 44). Dat hebben ze niet aan zichzelf, maar aan God te danken. Zo belijden ze het ook: “Hij onderwerpt volken aan ons, Hij brengt natiën onder onze voeten” (Ps 47:4).

En wat is de aanleiding? Niet iets in hen, maar in Hemzelf, namelijk Zijn liefde voor hen (Ps 47:5; Dt 7:6-8; Ml 1:2). Hij heeft voor hen hun erfelijk bezit uitgekozen, dat is het land waar Hij hen naar toe heeft geleid. Dat heeft Hij vroeger gedaan, nadat Hij hen uit Egypte heeft bevrijd. Dat zal Hij in de toekomst doen – en daar is Hij nu al mee bezig! – als Hij hen uit de verstrooiing die Hij over hen heeft moeten brengen vanwege hun ontrouw aan Hem, weer naar hun land zal terugbrengen (Ez 36:22-28).

God heeft dat land voor hen uitgezocht om het hun als “erfelijk bezit” te geven (Ez 20:6a). Dit betekent dat het hun onvervreemdbaar eigendom is. De vijandige volken betwisten hun recht erop, maar God heeft hun recht erop vastgelegd. Daarom is elk betwisten ervan opstand tegen Hem, wat Zijn oordeel tot gevolg zal hebben. Hij noemt het ook “de glorie van Jakob”, want het is ook “een sieraad onder al de landen” (Ez 20:6b), een land dat glorie en luister aan hen verleent. Dit alles hebben ze aan God te danken.

Copyright information for DutKingComments