Psalms 53:5

Nederlandse verzen (5-6)

Door God verworpen

Nadat David de gevallen mensheid heeft gezien, gaat hij nu spreken over Gods volk te midden van die gevallen mensheid. Hij vraagt zich verbaasd af hoe het zit met de kennis van hen “die onrecht bedrijven” (Ps 53:5). Het lijkt alsof deze mensen, die geen kennis van God hebben en dus ook niet van hen die met Hem verbonden zijn, kunnen doen wat ze willen, waarbij ze het vooral op ‘zijn volk’, dat zijn Gods gunstelingen, hebben voorzien.

De dwazen doen zich tegoed aan zijn volk, dat zij opeten alsof ze brood eten. Het hoeft ons niet te verbazen dat deze goddelozen zo handelen. Het zijn mensen die niet de geringste verbinding met God hebben. Ze roepen Hem niet aan, want Hij bestaat voor hen niet. Daarom gedragen ze zich nog erger dan dieren, want die schreeuwen nog tot God als ze honger hebben en God hoort naar hen. Maar zij hebben Hem niet nodig, want ze vertrouwen op hun rijkdom (vgl. Sp 18:11).

Dan wijst David op de angst die hen beheerst als gevolg van Gods oordeel (Ps 53:6). Dit is een tweede verschil met Psalm 14. We vinden in dit vers het oordeel van God over de vijanden van Gods volk aan het eind van de grote verdrukking. Dat is ook onderwijs voor de verstandigen, de maskilim.

Zij die zeggen dat ze geen angst voor God hebben, zijn daarom niet zonder angst. Ze zijn “uit vrees voor [de] dood hun hele leven door aan slavernij onderworpen” (vgl. Hb 2:15). Bij al hun snoeverij en pochen op hun rijkdom en zogenaamde wijsheid worden ze “door angst bevangen” en dat terwijl er “niets angst[wekkends]” is (vgl. Lv 26:36; Jb 15:21; Sp 28:1a). Hij beschrijft het alsof ze al angstig rondlopen. In het geloof ziet hij waar het met deze snoevers en pochers op uitloopt.

David ziet een slagveld voor zich met daarop de ledematen van de belagers die daar door God verstrooid liggen (vgl. Js 66:24; Ez 39:11-15). Ze worden niet begraven, waardoor zij door God “te schande gemaakt” zijn (vgl. Js 14:19-20).

Copyright information for DutKingComments