Psalms 56:11

Nederlandse verzen (9-12)

Vertrouwen op God

David is er volledig van overtuigd dat God niet één van zijn vele omzwervingen vanwege zijn vlucht voor Saul vergeet (Ps 56:9). God heeft ze geteld. Hij houdt bij hoeveel het er zijn en hoelang de duur van elke omzwerving is (1Sm 21:10; 1Sm 22:1; 3; 5; 1Sm 23:5; 14; 25; 1Sm 24:1-2). God heeft ten behoeve van het overblijfsel van tevoren een maximum aan de dagen van hun verdrukking vastgesteld. Hij telt hun dagen af tot exact dat maximum is bereikt (Mt 24:22). Precies op dat moment houdt de verdrukking op en is het leed voorbij.

God heeft ook de tranen van David gezien. David vraagt aan God zijn tranen in Zijn kruik te doen om ze te bewaren. Het gaat hier om de tranen van gelovigen die zij in hun lijden en verdriet voor de Heer hebben vergoten (Jb 16:20). Deze gelovigen zijn door God in Zijn register opgeschreven, inclusief al hun ervaringen (vgl. Ml 3:16; Ps 139:16). Wat de vijanden betreft, zal het een bewijs tegen hen zijn, waarmee zij zullen worden geconfronteerd op de dag van de afrekening.

Wat de gelovigen betreft, worden de tranen bewaard, opdat, als zij bij Hem zijn, Hij ze van hun ogen zal kunnen afwissen (Op 21:4). Het lijden en het verdriet zijn dan voorbij, maar dat waardoor de tranen zijn gekomen, zal nooit worden vergeten. Boven alles uit zullen de tranen van Hem, Die met sterk geroep en tranen zowel gebeden als smekingen heeft geofferd aan God (Hb 5:7), onze eeuwige aandacht hebben.

David maakt de dag dat hij vreest (Ps 56:4) tot een dag waarop hij roept (Ps 56:10). Hij ziet dat zijn “vijanden terugdeinzen op de dag dat ik roep”. Als wij roepen, zal de vijand wijken, niet eerder. Omdat hij roept, kan hij vol vertrouwen zeggen: “Dit weet ik: dat God met mij is.” Hij ervaart dat God werkelijk de Immanuel is, ‘God met ons’. “Dit weet ik” is een overwinningsroep. Zo kunnen wij uitroepen: “Als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn?” (Rm 8:31).

Na deze zekerheid te hebben uitgesproken, komt hij terug op wat hij al een keer eerder, in Ps 56:5, heeft gezegd (Ps 56:11). Hij prijst “in God … het woord”. Dit is algemener dan in Ps 56:5. Het gaat zeker ook over de toezeggingen die Hij aan David heeft gedaan, maar omvat ook om alle anderen beloften en voornemens van God. Het gaat om alles wat God heeft gezegd.

De openbaring daarvan hebben we in het geschreven Woord van God. God maakt bekend wat Hij Zich heeft voorgenomen door dat in woorden uit te drukken. Daardoor kennen we Zijn plannen. Meer hebben we niet nodig en ook niets anders. God en Zijn woord zijn één.

Daarna zegt David dat hij “in de HEERE … het woord” prijst. ‘God’ is de Naam van God als Schepper, ‘HEERE’ is Zijn Naam als de God van het verbond met Zijn volk. Dit brengt het nog dichterbij. David spreekt niet alleen over de soevereine God Die betrouwbaar is in alles wat Hij zegt. Hij spreekt hier over de God met Wie hij een nauwe relatie heeft, de God Die beloften aan Zijn volk heeft gedaan en die zal vervullen.

Wie God en de HEERE prijst in het woord dat Hij heeft gesproken, weet dat die God en HEERE betrouwbaar is (Ps 56:12). “Het woord” dat God heeft gesproken, “is betrouwbaar en alle aanneming waard” (1Tm 1:15; 1Tm 4:9). Dan is er ook geen vrees voor de mens, want wat zou de mens ons kunnen doen (vgl. Mt 10:28a; Hb 13:6b)? God heeft gesproken en Hij zal doen wat Hij heeft beloofd. Daar kan geen mens iets aan veranderen. Welk mens zou er iets kunnen ondernemen tegen God? Daarom kan geen mens ook maar iets ondernemen tegen de gelovige.

Copyright information for DutKingComments