Psalms 56:12

Nederlandse verzen (13-14)

Dankzegging

David is vol bewondering voor God. Hij heeft zojuist tot tweemaal toe zijn vertrouwen op Hem uitgesproken met daaraan verbonden dat hij voor geen mens angst meer heeft (Ps 56:12; Ps 56:5). Hij richt zich tot God en zegt tegen Hem: “O God” (Ps 56:13). Hierin horen we zijn verbazing voor wat God heeft gedaan. Hij verbindt hieraan direct de geloften die hij heeft gedaan. Hij zal die hebben gedaan in de tijd dat hij in nood was.

Die geloften is hij, nu hij rust heeft gevonden in God en Zijn woord en de wetenschap dat God met hem is, niet vergeten. Het is juist een stimulans voor hem om die geloften na te komen en dat doen met dankzegging en een lofoffer. Hij vertrouwt erop dat God hem zal helpen en dat hij het gelofteoffer als dankoffer zal brengen als gevolg daarvan.

God heeft zijn ziel gered van de dood (Ps 56:14). Daarom kan en wil hij zijn geloften nakomen. Zijn vijanden zijn er steeds op uit geweest om hem om te brengen, maar het is hun niet gelukt door Gods bescherming. Zij hebben op zijn voetenstappen gelet omdat zij op zijn leven loerden (Ps 56:7). Maar God heeft zijn “voeten voor struikelen [behoed]”. Hij geeft God de eer voor zijn redding.

Het resultaat is dat hij “voor Gods aangezicht zal wandelen in het licht van de levenden”. Het betekent dat hij zich in Gods tegenwoordigheid weet en daar veilig is. Daar wandelt hij ook in het licht en niet in de duisternis. Hij wandelt daar samen met alle levenden, dat zijn zij die ook in het licht van God zijn.

Het Nieuwe Testament maakt duidelijk dat het licht van het leven de Heer Jezus is (Jh 1:4). Wandelen in het licht van de levenden komt neer op wat de Heer Jezus zegt: “Ik ben het licht van de wereld; wie Mij volgt, zal geenszins in de duisternis wandelen, maar zal het licht van het leven hebben (Jh 8:12).

Copyright information for DutKingComments