Psalms 57:11

Nederlandse verzen (8-12)

De eer van God

In de avond (Ps 57:2-5) heeft David gebeden om verlossing. In de ochtend (Ps 57:8-12) looft hij God voor de zekerheid van de verlossing (vgl. Ps 108:1-6). In zijn vertrouwen op Gods verlossing neemt Hij zich in zijn hart voor God psalmen te zingen (Ps 57:8). Zijn hart is bereid, of ‘standvastig, gerust’, zo zegt hij twee keer. Het is als het ware de echo van het gebed dat hij twee keer tot God uitspreekt om hem genadig te zijn (Ps 57:2). Er is in zijn hart geen vrees meer, maar een vaste overtuiging van Gods goedertierenheid en trouw.

Dat hij twee keer zegt dat zijn hart bereid is, is geen zinloze herhaling. Het is een getuigenis van een stijgend enthousiasme. Dit klinkt ook door in “ik zal zingen, ik zal psalmen zingen”. Ook hier horen we een herhaling, dit keer van het zingen, waarbij de tweede keer aan het zingen een nadere invulling wordt gegeven.

David zegt tegen zijn “eer” dat die moet ontwaken (Ps 57:9). Hij zegt ook tegen zijn “luit en harp” dat zij moeten ontwaken. Muziekinstrumenten horen bij een feestelijke gebeurtenis. Zijn ‘eer’ is parallel met ‘luit en harp’ in verband met het loven van God. Het is zijn ‘eer’ dat Gods grootheid in zijn leven zichtbaar wordt door de verlossing van God en door zijn lofprijzing.

Als zijn eer en zijn muziekinstrumenten zijn ontwaakt, kan hij “de dageraad doen ontwaken”. De beeldspraak is dat een nacht van lijden, wordt gevolgd door een gejuich van verlossing in de morgen (vgl. Ps 30:6). Hij ziet zich geplaatst aan het begin van een nieuwe dag ofwel een nieuwe periode. Het is nog donker. Alles slaapt nog. Maar het aanbreken van de dageraad zal niet lang meer op zich laten wachten. Hij wil door zijn gezang onder begeleiding van muziekinstrumenten het aanbreken ervan als het ware versnellen, hij wil de dageraad wakker schudden.

De nieuwe dag die aanbreekt, belooft niet alleen zegen voor zijn eigen leven. Het aanbreken van de dageraad – en hiermee wordt profetisch het vrederijk bedoeld – zal opgemerkt worden onder de volken, dat is zijn eigen volk, en onder de natiën, dat zijn heidenvolken (Ps 57:10). Dit gebeurt door de lof die hij de Heere, Adonai, zal brengen, een lof die hij “onder de volken” zal laten horen. Voor de psalmen die hij tot Gods eer zal zingen, geldt hetzelfde. Hij zal dat doen “onder de natiën”.

De aanleiding ervan, wat wordt weergegeven door het woord “want”, zijn de goedertierenheid en de trouw van God (Ps 57:11). In Ps 57:4 heeft David gevraagd of God Zijn verlossing wil zenden met het vertrouwen dat God Zijn goedertierenheid en Zijn trouw zal zenden. Hier getuigt hij onder de volken dat heel de schepping vol is van Gods goedertierenheid en trouw. Het is een overvloedige reden om God te verheerlijken.

Hij noemt Gods goedertierenheid “groot”. Hij verbindt die grote goedertierenheid met de hemel en zegt dat die tot daar reikt. De hemel is de plaats waarvandaan alle zegen komt (Ps 57:4). Gods trouw of waarheid verbindt hij met de wolken en zegt dat Zijn trouw of waarheid tot daar reikt. Bij de wolken kunnen we denken aan Zijn regering die zich boven en over de aarde beweegt, onaantastbaar voor de mensen. Deze beide kenmerken van God staan boven de aarde, maar worden gekend en genoten op aarde (Ps 36:6).

David besluit zijn psalm met opnieuw de vraag aan God Zich boven de hemel te verheffen (Ps 57:12). Toch is er een andere klank aan verbonden dan in Ps 57:6. Daar wordt de vraag gesteld tegen de achtergrond van de vijanden die hem omringen. Als God Zich verheft en hen ombrengt, zal Zijn heerlijkheid over de hele aarde worden gezien. Hier is het zover, dat de verlossing voor het geloof een feit is. Daarom kan God Zijn heerlijkheid “over de hele aarde” laten zien en kan die overal genoten worden.

Het mag onze wens zijn dat onze verdrukkingen of beproevingen zullen leiden tot de verheerlijking van God in ons hele leven.

Copyright information for DutKingComments