‏ Psalms 6:9

Nederlandse verzen (9-11)

David heeft zijn vertrouwen hervonden

David is ervan overtuigd dat de HEERE – drie keer noemt hij Zijn Naam in de Ps 6:9-10 – zijn gebed van Ps 6:5 heeft verhoord. Vanuit dit geloof spreekt hij tot zijn tegenstanders. De HEERE heeft op grond van genade het “luide geween” van David gehoord (Ps 6:9b) en zijn gebed verhoord (Ps 6:10b). Nu gaat Hij ingrijpen (Ps 6:11).

Na zijn diepgaande belijdenis in de vorige verzen spreekt David in Ps 6:9 tot “u allen die onrecht bedrijft”. Dit zijn de mensen die door God zijn gebruikt om hem te tuchtigen. Als God met Zijn tucht Zijn doel heeft bereikt, kan hij tegen hen zeggen dat ze hem met rust moeten laten. David zegt dat niet vanuit de hoogte, maar vanuit het bewustzijn dat de HEERE zijn “luide geween gehoord” heeft.

Het is te vergelijken met de vrijmoedigheid waarmee Petrus tegen de mannen van Israël zegt dat zij Christus verloochend hebben, terwijl hij dat eerder zelf heeft gedaan. Petrus heeft er echter bittere tranen van berouw over gehuild. Hij heeft op grond van zijn belijdenis vergeving ontvangen (1Jh 1:9). Daardoor kan hij dit zonder schroom en zonder aanmatiging zeggen. Dit geldt ook voor het gelovig overblijfsel van Israël. Nadat zij zich hebben bekeerd en zich hebben losgemaakt van de zonden van het volk, hebben zij vrijmoedigheid om het volk op hun zonden te wijzen.

Wij kunnen en moeten mensen op hun zonden wijzen, ook als het zonden zijn die wij zelf hebben gedaan. Wij wijzen mensen niet op hun zonden omdat wij beter zijn, maar omdat ze beleden en vergeven kunnen worden, zoals wij ze ook hebben beleden en ze ons vergeven zijn (vgl. Tt 3:3-6).

In Ps 6:10 keert David tot zichzelf in. Hij weet dat de HEERE zijn “smeken gehoord” heeft. Hij heeft om genade en genezing gesmeekt (Ps 6:3). Smeken is intens en oprecht bidden vanuit een smart die alleen door God weggenomen kan worden. Wie zo tot God gaat, kan vol vertrouwen zeggen: “De HEERE zal mijn gebed aannemen.”

De gevolgen van het geloofsvertrouwen dat David in de verhoring van zijn gebed en de vergeving door de HEERE heeft, zien we ook in de reactie van de vijanden (Ps 6:11). Zij worden beschaamd. Ze meenden dat God tegen David was, maar Hij blijkt voor hem te zijn. Daardoor worden ze door schrik overmand. In plaats van hem opnieuw aan te vallen deinzen ze terug. Ze hebben niet langer met David te doen, maar de grote en geduchte God Die niet tegen, maar voor David is. In een ogenblik verandert hun vijandschap in schaamte.

Dit zal gebeuren met alle vijanden die Gods volk in de toekomst zullen aanvallen. Zij worden gebruikt om het afvallige volk te oordelen en het gelovig overblijfsel te louteren. Als God door die tucht Zijn doel met Zijn volk heeft bereikt, zullen alle vijandige volken beschaamd staan, want ze zien dat God niet tegen, maar voor Zijn volk is.

Ook in het leven van gelovigen kan het lijken alsof God tegen hen is. Hun vijanden spotten met hen. Maar er komt een tijd dat de rollen omgekeerd worden. Dan zullen de vervolgers beschaamd worden en de vervolgden zullen juichen. De verdrukkers zullen verdrukt worden, terwijl de verdrukten rust zullen hebben (2Th 1:6-7).

Copyright information for DutKingComments