Psalms 64:2

Inleiding

Deze psalm is een voortzetting van de lijn die wij volgen vanaf Psalm 61. Het gaat over de geloofsoefeningen van het gelovig overblijfsel, hun moeiten en verdrukkingen door vijanden vanbuiten en vanbinnen, en Gods antwoord op hun gebed en klacht.

De psalmist – en profetisch het gelovig overblijfsel – wordt nog steeds bedreigd door kwaaddoeners en hen die onrecht bedrijven (Ps 64:3). Zij zijn voortdurend bezig om hem aan te vallen. Dan grijpt God door de verschijning van Christus in (Ps 64:8). Als gevolg daarvan zal de hele aarde God vrezen en de gelovigen zich verheugen (Ps 64:10-11).

Geschiedkundig is de psalm moeilijk te herleiden naar een gebeurtenis in Davids leven. Vanwege de volgorde van de psalmen is het waarschijnlijk in de tijd van de opstand van Absalom. In elk geval schrijft David als profeet over het gebed van het overblijfsel in hun nood en de verhoring daarvan door de verschijning van Christus. Na de verschijning van Christus is het passend dat de naam ‘HEERE’, Jahweh, opnieuw wordt gebruikt (Ps 64:11) in plaats van het voor het tweede psalmboek kenmerkende ‘God’, Elohim.

De kern van deze psalm is de hoogmoed en het vermeende succes van de goddeloze boosdoeners. Maar “hoogmoed komt vóór de val” (Sp 16:18). Zij hebben hun pijl aangelegd en zijn begonnen te schieten (Ps 64:4-5). Op dat moment treft God hen met een pijl (Ps 64:8). Dan is het voor hen einde verhaal, over en uit.

Opschrift

Voor “een psalm van David” zie bij Psalm 3:1.

Voor “voor de koorleider” zie bij Psalm 4:1.

Nederlandse verzen (2-3)

Gebed om bescherming

David vraagt nadrukkelijk aan God om zijn stem te horen wanneer hij klaagt (Ps 64:2). Dat wil zeggen dat hij hardop tot God spreekt. Het is geen ‘kreunen’ van de pijn, maar ‘klagen’ in de betekenis van het ‘onder woorden brengen’ van zijn probleem. Hij klaagt omdat hij het moeilijk heeft vanwege de bedreiging van zijn leven door de vijand.

Bedreiging is letterlijk ‘vrees’. Hij weet dat de vijand in staat is om hem te doden, maar hij weet ook dat God in staat is om hem te beschermen. Daarom vraagt hij aan God om hem te beschermen. Er is niemand anders op wie hij een beroep kan doen of zou willen doen. Alleen God kan de bescherming geven die hij tegen de opdringende vijand nodig heeft.

Hij vraagt aan God om bescherming door hem te verbergen voor de heimelijke plannen die door kwaaddoeners tegen hem worden bedacht (Ps 64:3; vgl. Jr 36:26). De kwaaddoeners maken hun plannen in het diepste geheim. David is zich daarvan bewust door zijn omgang met God. Als Hij hem verbergt, zullen ze die plannen niet kunnen uitvoeren.

Zo zijn ook de gedachten van de satan “ons niet onbekend” (2Ko 2:10b-11). Wij weten hoe hij te werk gaat en hoeven ons niet door hem te laten verrassen. God heeft ons Zijn wapenrusting ter beschikking gesteld om die aan te trekken (Ef 6:14-18). Dan zijn wij verborgen voor de aanvallen van de vijand en kunnen de vurige pijlen die hij op ons afschiet, ons niet treffen. Gods Woord en vertrouwen op Hem kunnen ons ervoor bewaren dat de satan zijn heimelijke plannen tegen ons uitvoert.

David wordt niet belaagd door slechts een enkele vijand, maar door een “oproerige menigte van wie onrecht bedrijven”. Behalve de aard van de vijandschap, de haat die de vijand heeft, is ook het aantal vijanden indrukwekkend. Ze komen ook niet rustig op hem af, maar als een “oproerige menigte”. Het is een ongecontroleerde uitbarsting van vijandschap. De hele menigte bestaat uit mensen die “onrecht bedrijven”. Een dreigender situatie is nauwelijks denkbaar. Alleen God heeft de macht om deze losgeslagen menigte te stoppen in hun boze opzet.

Copyright information for DutKingComments